Arbeidsmigratie wordt een steeds belangrijker oplossing voor het invullen van vacatures in Vlaanderen. Cd&v erkent deze realiteit en de vraag van werkgevers om arbeidsmigratie te voorzien. Maar tegelijk wil de partij deze migratie sterk sturen. Vlaams volksvertegenwoordiger Robrecht Bothuyne (cd&v): ‘De kennis van het Nederlands en voorafgaande inburgeringsinspanningen moeten centraal staan om een vlottere toegang tot de Vlaamse arbeidsmarkt te verkrijgen naast het juiste diploma voor een knelpuntjob en een vast arbeidscontract.'
'Arbeidsmigratie is het sluitstuk van een goed arbeidsmarktbeleid, maar we gaan niet zomaar mee in de groeiende vraag van werkgevers om arbeidsmigranten aan te trekken. Arbeidsmigratie moet sterker gestuurd worden; o.a. door de kennis van het Nederlands naar voor te schuiven.’
De arbeidskrapte is nog nooit zo sterk geweest. De werkloosheid is op een recordlaagte. Het aantal openstaande vacatures is enorm. Er zijn nu maar liefst 241 knelpuntberoepen in Vlaanderen. Voor elke 100 mensen die op pensioen gaan, zijn er slechts 82 jongeren die aan het werk kunnen gaan. We moeten er dus alles aan doen om iedereen aan het werk te krijgen in Vlaanderen. Ook Waalse & Brusselse werkzoekenden hebben nog een groot potentieel voor de Vlaamse arbeidsmarkt. Bothuyne: ‘Niet alleen moeten we Walen en Brusselaars aantrekken naar Vlaamse knelpuntjobs; waarom zouden we hen ook niet helpen om Nederlands te leren en in te burgeren in Vlaanderen, inclusief eventueel verhuis.’
Wie van buiten de EU hier voor lange tijd wil komen werken, moet voor cd&v ook inburgeren en dus Nederlands leren. De partij wil echter nog een stap verder gaan en stelt een pro-actieve en doelbewuste aanpak voor.
Want zelfs als we al het talent in Vlaanderen, België en de EU beter kunnen aanspreken en activeren, zal er nog steeds een zekere vraag zijn naar arbeidsmigranten. Werkgeversorganisaties zoals Voka spreken over in totaal 700.000 extra werkenden die Vlaanderen nodig zou hebben over de komende 20 jaar om onze welvaart te bestendigen. De werkende bevolking zal in diezelfde periode, bij constante werkzaamheidsgraad, maar met 58000 mensen toenemen. Cd&v wil die vraag naar arbeidsmigratie echter niet zomaar inwilligen en werkt aan een meer gestuurd beleid en kader.
Vlaams volksvertegenwoordiger Robrecht Bothuyne (cd&v) heeft zonet een conceptnota ingediend inzet op een meer gestuurde en gecontroleerde vorm van arbeidsmigratie van buiten de Europese Economische Ruimte (EER), naar voorbeeld van Québec en Portugal. Het voorstel beoogt de introductie van een doelgerichte procedure voor arbeidsmigranten die het Nederlands al voldoende beheersen en over de noodzakelijke competenties beschikken. In de zorgsector zijn er nu al dergelijke projecten; met bijvoorbeeld verpleegkundigen uit India die in het land van herkomst al Nederlands leerden. Ook zijn er al grote aantallen buitenlandse studenten die vrijwillig inburgeren en onze taal leren tijdens hun studies hier.
"Nederlands is niet alleen de sleutel tot de arbeidsmarkt, maar ook tot de samenleving. De kennis van het Nederlands is voor wie hier wil werken en leven cruciaal. Dat vergt opleiding. Nu is het zo dat arbeidsmigranten hierheen komen zonder kennis van de taal. Men werkt wel, maar zonder taalkennis ken men niet volledig integreren. Dit creëert problemen en kosten voor de overheid. Dat willen we vermijden."
Wie hier wil komen werken, willen we al zoveel mogelijk Nederlands leren voor men hier aankomt. Zo kunnen we zowel economisch als maatschappelijk winst boeken.
Robrecht Bothuyne, Vlaams volksvertegenwoordiger cd&v
De kennis van het Nederlands wordt gezien als een belangrijke factor die de positie van werknemers op de arbeidsmarkt, op de werkvloer, alsook in hun woonbuurt versterkt. De Vlaamse Regering zet nu al in op het aanbieden van (online) Nederlandse lessen in het buitenland. Maar dat kan dus nog meer, beter en gerichter. Zo wil cd&v in samenwerking met onze diplomatieke diensten, de Taalunie, bedrijven en arbeidsmarktactoren opleidingscentra voorzien in het buitenland om Nederlands te leren en ook al voorafgaande inburgering mogelijk te maken voor wie een aanvraag wil indienen om in Vlaanderen aan de slag te gaan.
Dat het haalbaar is, bewijzen een aantal proefprojecten met Filipijnse en Indiase zorgprofessionals die al in hun thuisland Nederlands leren voordat ze hier aankomen. "Wat we voorstellen is een institutionalisering en bredere uitrol van dit succesvolle model. Ook willen we kijken naar andere Nederlandstalige landen zoals de Antillen waarmee de taalkloof beperkt is. Dit is dus een aanvulling op alle bestaande systemen die behouden blijven, maar door een specifieke procedure aan te bieden, geven we een duidelijk signaal dat taalkennis voor ons erg belangrijk is”, legt Bothuyne uit.
We zien de voorbije jaren een snelle toename van het aantal aanvragen om in Vlaanderen te komen werken. In vergelijking met de periode voor corona is het aantal aanvragen bijna verdubbeld; vorig jaren waren er 22746 aanvragen. Ter vergelijking in 2019 waren dat er 12702. Toen werd nog 93% van de aangevraagde arbeidskaarten toegekend. In 2023 is minister Brouns al een stuk selectiever: slechts 73% van de aanvragen werd goedgekeurd. Cd&v wil verder bouwen op dit selectieve beleid. Bothuyne: ‘Wie hier wil komen werken, moet hoe dan ook over de nodige diploma’s en competenties beschikken. Maar wie vlotter toegang tot de arbeidsmarkt wil, moet ook aantonen al een zekere kennis van het Nederlands te hebben. Via online opleidingen en opleidingscentra in het buitenland, kan dit volop ondersteund worden.’
Staatssecretaris De Moor ziet ook een meerwaarde in een sterker uitgebouwd arbeidsmigratiebeleid: ‘In de toekomst moeten we arbeidsmigratie koppelen aan bredere samenwerkingen met opleidingen in herkomstlanden. Als we bijvoorbeeld IT-ers nodig hebben, moeten we opleidingen organiseren in bijvoorbeeld Tunesië. Een deel van de opgeleide mensen kan in ons land komen werken voor korte of langere tijd. Die ervaring komt ook weer van pas in het herkomstland nadien. Dat is een win-win. We moeten economische migratie veel sterker inbedden in algemene migratiebeleid en in bredere partnerschappen met herkomstlanden, die ook gaan over terugkeer van wie niet in ons land mag zijn.’