In de nasleep van Operatie Propere Handen hebben parlementsleden Roel Deseyn en Stefaan Vercamer een wetsvoorstel klaar voor een grondige hervorming van de fiscale en RSZ-voordelen voor sportclubs en sportbeoefenaars.
Profsporters betalen al meer dan vijftig jaar een lagere RSZ-bijdrage en al meer dan tien jaar krijgen sportclubs een forse korting op hun bedrijfsvoorheffing. Dat betekent dat bijvoorbeeld topvoetballers minder belastingen betalen dan een vuilnisman of secretaresse. Jaarlijks kosten deze voordelen de overheid 130 miljoen euro.
Daarom willen Deseyn en Vercamer de korting op de bedrijfsvoorheffing van tachtig procent aan strengere voorwaarden verbinden. Nu is het zo dat sportclubs dat bedrag vrij mogen besteden als het gaat over lonen van sporters jonger dan 26 jaar. Beide parlementsleden pleiten ervoor om dat te verlagen naar 19 jaar. Dat moet leiden tot meer investeringen in de jeugdopleiding door alle clubs.
Op het vlak van de sociale zekerheid is het nu zo dat sporters maximum 868 euro per maand betalen, hoeveel zij ook verdienen. Dit betekent dus dat een topvoetballer, die tot 100.000 euro per maand verdient, amper 0,9 procent RSZ betaalt. Bij een gewone werknemer is dit 38 procent. Met het wetsvoorstel zal dit voordeel enkel nog toegestaan worden aan sportbeoefenaars die minder dan 6.800 euro per maand verdienen.
Stefaan Vercamer: “De voorbije tien jaar kostten de voetballonen de Schatkist ongeveer één miljard euro aan belastinggeld. We willen opnieuw een rechtvaardige spanning creëren ten aanzien van andere jobs. Daarbij raken we niet aan de kleinere clubs en minder verdienende sporters, die de steunmaatregelen wel degelijk nodig hebben.”
Een derde maatregel binnen het wetsvoorstel is dat het minimumloon voor sporters die niet uit de Europese Unie komen, aangepast wordt naar anderhalve keer het gemiddeld loon per sporttak, naar analogie van Nederland.
Roel Deseyn: “Het lage minimumloon nu is voordelig voor clubs die zo spelers aantrekken in de hoop hen later met winst te kunnen verkopen. Daar worden niet de spelers, maar wel de makelaars en clubs beter van.”
Vercamer en Deseyn: “Dit is een schot voor de boeg waarmee we hopen het evenwicht te bewaren tussen Belgische sportsectoren, die competitief blijven zonder fiscale uitwassen.”