Globalisering als kans en uitdaging
door Fa Quix (Fedustria)
“Oei, de textielindustrie, dat is toch die sector die door de globalisering hier compleet is weggevaagd”, is een cliché dat ik af en toe moet aanhoren. Maar dat klopt niet. De realiteit is namelijk dat de textielsector in België (en in Europa) vandaag nog steeds springlevend is. Maar de moderne textielindustrie van vandaag is in niets nog te vergelijken met de sector zoals die er pakweg 25 à 30 jaar geleden uitzag. De sector heeft zich een toekomst kunnen banen dankzij een permanente transformatie. En de globalisering heeft daar eerder bij geholpen dan dat die negatief heeft gewerkt.
Maar het klopt wel dat de textielindustrie van het Westen rake klappen heeft gekregen sinds de jaren 60 van de vorige eeuw. Een aantal activiteiten bleken niet ‘Chinaproof’ te zijn zoals men dat nu uitdrukt, al waren het toen andere Aziatische tijgers die onze textielbedrijven het vuur aan de schenen legden. De jaren 70 waren een zware ‘reality check’: tussen 1973 en 1981, de periode van de twee olieschokken, verloor de Belgische textielsector (zonder dan nog de eigenlijke confectie) liefst 45.000 jobs (noot: anno 2017 telt de Belgische textielindustrie, exclusief confectie, in totaal nog circa 20.000 jobs). Niet alleen textiel, ook andere industriële sectoren verkeerden toen in een diepe crisis. Eind jaren 70 werd dan een nationaal hulpprogramma opgezet voor wat men toen de vijf ‘Nationale Sectoren’ noemde, met naast textiel & confectie ook staal, steenkool, scheepsbouw en holglas. Voor de textielsector werd toen een vijfjarig herstelplan afgekondigd, kortweg het Textielplan genoemd, onder impuls van de toenmalige minister van Economische Zaken Willy Claes en daarna uitgevoerd door minister Mark Eyskens. De essentie was dat vele textielbedrijven intrinsiek nog een toekomst hadden, maar de overbrugging naar een nieuwe toekomst moesten kunnen maken. De crisis van de jaren 70 had hen in grote ademnood gebracht. En alhoewel dit Textielplan een overheidsplan was, was het basisprincipe toch: ‘back the winner’. Geen geld dus in bodemloze putten, maar voor bedrijven die een toekomstproject hadden. Dat is gelukt, vanaf begin jaren 80 konden de Belgische textielbedrijven terug op eigen kracht verder. Met het succes dat we vandaag kennen.
Maar waarom deze korte historische schets? Omdat zelfs in die zwarte periode van de jaren 70 vrijhandel op zich nooit ter discussie is komen te staan. Evengoed had de sector toen protectionistisch kunnen reageren, en kunnen pleiten voor invoerbarrières. Is niet gebeurd. De sector wilde intern sterker worden, met gezonde, levensvatbare bedrijven, maar moest wel uit de wurggreep van de dodelijke loon-prijsspiraal van de jaren 70 geraken. En dat kon even niet op eigen kracht. Eveneens belangrijk: ook toen was er al een grote transformatie binnen de textielsector aan de gang. Het is uitgerekend in die moeilijke jaren 1960-70 dat Belgische textielbedrijven zich opwerkten in bv. het kapitaalsintensievere segment van het tapijt. Vandaag is België de grootste tapijtproducent van Europa en de tweede ter wereld na de VS; België is zelfs de grootste tapijtexporteur ter wereld. De kiemen van die toppositie zijn in de jaren 60 gelegd toen de prille Europese Economische Gemeenschap (ontstaan in 1957 met zes landen) plots een veel grotere afzetmarkt aanleverde voor onze bedrijven. Die vrijhandel binnen een grotere interne markt was een zegen. In die periode is bv. Balta, vandaag het grootste tapijtbedrijf van Europa en in juni 2017 naar de beurs gebracht, als familiebedrijf opgericht door Paul Balcaen. Balta exporteert liefst 98% van zijn productie en is dus dankzij de toegenomen vrijhandel en globalisering een succesbedrijf geworden. Zoals zovele.
Een ander bekend bedrijf is het eveneens beursgenoteerde bedrijf in technisch textiel Sioen, vandaag geleid door Michèle, dochter van de stichter Jean-Jacques Sioen. Ook gesticht in het begin van de jaren 1960 en heden marktleider in de meeste productsegmenten waarin het actief is, zoals hightech beschermkledij en dekzeilen. Sioen illustreert nog het best de transformatie die de Belgische (en West-Europese) textielindustrie de jongste vijftig jaar heeft ondergaan. In de jaren 60 was de textielindustrie nog overwegend traditioneel: spinnen, weven, verven voor de markt van de kleding. Maar zeker confectie was in een steeds duurder loonland niet houdbaar. Waarom niet? Confectie van kleding was en is niet automatiseerbaar. Ook vandaag nog niet, alle digitalisering, artificiële intelligentie en ‘virtual reality’ ten spijt. Stiksters moeten nog steeds manueel een broek in mekaar stikken, en dat gaat plusminus even snel in België als in Bangladesh, maar er is natuurlijk wel een verschil in loonkosten. Vele textielactiviteiten zijn daarentegen wel automatiseerbaar: een moderne weverij wordt digitaal aangestuurd met een minimum aan arbeidskrachten. En ook dat heeft jobs gekost, die digitalisering en automatisering van de textielprocessen vanaf eind de jaren 70, begin jaren 80. Maar het schepte tegelijk kansen. Sterke weverijen, bv. in tapijt, meubelstof, matrastijk, ook nog in kledijstoffen e.a., zijn dankzij soms spectaculaire productiviteitsverbeteringen overeind gebleven.
Uiteindelijk is het een tweesnijdend zwaard. Door de globalisering, maar minstens evenzeer door de automatisering, zijn vele jobs verloren gegaan, maar dat was noodzakelijk om te overleven. Feit: in 2007, het jaar vóór de ‘Grote Recessie’ produceerde de Belgische textielindustrie in volume nog steeds evenveel als in 1973, het zogenaamd laatste jaar van de gouden jaren 60. Maar de switch van traditioneel textiel naar interieurtextiel en technisch textiel enerzijds en naar procesinnovatie (vnl. automatisering) en productinnovatie anderzijds, zorgden ervoor dat er een totaal nieuwe textielindustrie is ontstaan. Hypermodern, kennisintensief en met producten met meer toegevoegde waarde. De steeds verdere uitbreiding van de Europese Unie is telkens weer een opportuniteit gebleken. Toen in 2004 er plots 10 nieuwe landen, vooral uit Centraal- en Oost-Europa bij de EU kwamen, hielden veel textielbedrijven hun hart vast: halen we niet de lageloonconcurrentie binnen op onze eigen interne markt? Die vrees is ongegrond gebleken. Zowel qua productiviteit als qua productontwikkeling stonden onze bedrijven veel verder en konden ze in de meeste gevallen het kostennadeel (meer dan) compenseren.
Als de steeds grotere EU met een steeds diepere interne markt een zegen is gebleken voor de Belgische (en andere West-Europese) textielbedrijven, dan is het duidelijk dat het vertrek van het VK uit de EU met lede ogen wordt aanschouwd. Het is een vorm van de-globalisering. Daar waar globalisering over het algemeen een win-win met zich meebracht en -brengt, zal de Brexit een ‘lose-lose’ tot gevolg hebben. De Belgische textielindustrie (voor 60% West-Vlaams) is zeer sterk op de Britse markt gericht. Brexit zal het zakendoen aldaar bemoeilijken. Niet dat onze bedrijven, inzonderheid die van interieurtextiel, er van de kaart zullen worden geveegd. Neen, want onze marktpositie die we er de voorbije decennia hebben opgebouwd is dermate sterk dat de Britse klanten eigenlijk niet zonder ons kunnen. Al zal er minstens tijdelijk een terugval in volume zijn, niet in het minst omdat in aanloop naar de Brexit de Britse consument aan koopkracht verliest. En met de (permanente?) waardevermindering van het pond staan ook de marges alvast (tijdelijk) onder druk.
Dat de Belgische textielindustrie in goede en kwade dagen is blijven pleiten voor vrijhandel, betekent niet dat er geen spelregels moeten geëerbiedigd worden. Integendeel. Vrijhandel kan pas goed functioneren wanneer alle betrokken partijen zich aan deze spelregels houden. En deze worden hoofdzakelijk bepaald door de Wereldhandelsorganisatie. In het verleden is de Belgische textielindustrie hard van leer getrokken tegen unfaire handelspraktijken die onnodig veel schade berokkend hebben aan de Belgische en de West-Europese textielindustrie. Belangrijkste schade berokkenende partner was China dat zich met deloyale praktijken zoals dumping, exportsubsidiëring, namaak, handelsomleiding… niet aan de basisregels van de vrijhandel heeft gehouden, en dat trouwens nog steeds onvoldoende doet. China is op vandaag nog steeds geen normaal werkende markteconomie – en verdient dus ook niet die status – en tast bijgevolg de vrijhandel aan. Pleiten voor faire toepassing van de handelsregels, en bijvoorbeeld het opleggen van antidumpingrechten of de vernietiging van nagemaakte goederen, is niet tégen de vrijhandel, maar precies nodig om de correcte vrijhandel alle kansen te geven. Dat is een misverstand dat ik nog dringend de wereld wilde uithelpen.
[Fa Quix is directeur-generaal van Fedustria, de beroepsorganisatie van de industriële bedrijven uit de textiel-, hout- en meubelindustrie.]
Contact: fa.quix@fedustria.be | Twitter: @FaQuix