Dat er historisch hoge budgetten naar fietsinvesteringen gaan, benadrukt de minister van Mobiliteit in elke toespraak en elk antwoord. Op het terrein is er echter sprake van historisch hoge files, historisch hoge afschaffingen of vertragingen bij de bussen en trams en een historisch hoge ontevredenheid bij de burgers over de fietsinfrastructuur. “Wat mij betreft, hebben we de afgelopen legislatuur meer een minister van communicatie dan van realisatie gehad,” zegt Vlaams volksvertegenwoordiger Dirk de Kort.
De voorbije jaren heeft Dirk de Kort, samen met zijn collega’s, de bevoegde minister meermaals ondervraagd om duidelijkheid te krijgen over fietsinvesteringen. “Transparante antwoorden bleven echter uit,” zegt hij, “Enkel de plannen en het budgettaire engagement krijgen we onder ogen, maar we blijven in het ongewisse over de effectieve uitvoeringen. ‘Die informatie wordt niet standaard bijgehouden,’ klinkt het.”
Dat is jammer want volksvertegenwoordigers horen hun parlementaire controlefunctie te kunnen uitoefenen. Realisaties zijn bovendien belangrijker dan vooropgestelde engagementen. De budgetten kunnen dan wel gestegen zijn, het is duidelijk dat er op het terrein wat schort.
Ook het Rekenhof uitte in haar rapport (september 2017) grote ontevredenheid. “Of de Vlaamse overheid de ambitie haalt om jaarlijks 80 tot 100 miljoen euro in fietspadinfrastructuur te investeren, kan niet uit de begroting afgeleid worden. Noch het departement MOW, noch AWV kon een overzicht bezorgen van de uitgaven voor fietspadinfrastructuur. Het departement rapporteert over de realisatie van fietspadinfrastructuur op grond van vastleggingsgegevens, niet van betaalgegevens. Daardoor zijn de realisaties overschat.”
Dat de minister heel wat minder kilometers fietspad aanlegde tegenover vorige legislatuur vindt hij onbelangrijk, want er zou meer geld uitgegeven zijn aan dure missing links (fietsbruggen en –tunnels). “Als we het lijstje met missing links en investeringen bekijken, zien we daar echter zaken tussen staan die nog niet gerealiseerd zijn, waar de werken nog niet gestart zijn, die al tijdens de vorige legislatuur verwezenlijkt werden of die geen fietsbruggen zijn,” zegt de Kort, “Van de 64 missing links die de minister communiceert, werden er de voorbije legislatuur slechts 24 daadwerkelijk gerealiseerd.”
“Als we de globale cijfers van fietsinvesteringen verder onder loep nemen, merken we bovendien dat het aandeel van de fiets te arbitrair en vaak al te hoog wordt ingeschat,” meent de Kort, “Onteigeningen worden steeds voor 100% toegerekend aan de fiets, 40% fietsaandeel voor de opmaak van archeologienota’s, 16% voor een studie rond carpoolen, 60% voor een rotonde, … Dat moet dan een kleine rotonde zijn met heel brede fietspaden. 30% fietsaandeel voor veiligheidscoördinatie, en zelfs 30% voor bodemsaneringen. Zo vervuilend zijn fietsers nu toch ook weer niet. En we kunnen zo nog even doorgaan. Het historisch hoog record van 138 miljoen euro aan fietsinvesteringen, zoals de minister communiceert, is dus met meer dan een korrel zout te nemen. Fietsinvesteringen moeten aantoonbaar zijn, je kan niet zomaar een procentueel aandeel van een geheel nemen.”
“Omwille van het verkeersinfarct, zien we dat steeds meer mensen naar de fiets grijpen, ook in het kader van woon-werkverkeer. Dat is positief, maar wordt helaas ook weerspiegelt in de ongevallencijfers. Het aantal fietsongevallen neemt toe. Het is duidelijk dat onze fietsinfrastructuur nog niet is afgestemd op de gewijzigde maatschappelijke context. Er moet meer ruimte worden gemaakt voor de fietser. We moeten dringend een versnelling hoger schakelen voordat deze fietsers terug in hun auto stappen,” besluit Dirk de Kort.