Sociale huurwoningen moeten worden toegewezen aan de mensen die dit het meest nodig hebben. Daarom zet de Vlaamse Regering in op het bestrijden van misbruik. Eén van de instrumenten daartoe is de verstrenging van de eigendomsvoorwaarde. Tegen eind februari moeten sociale huurders die nog (gedeeltelijk) eigenaar zijn van een ander onroerend goed, dat verkopen. Doen ze dat niet, dan lopen ze het risico hun sociale huurwoning te moeten verlaten. Vlaams volksvertegenwoordiger Katrien Partyka pleit evenwel voor redelijkheid: “Natuurlijk moeten we misbruik aanpakken, maar intussen is duidelijk dat in het merendeel van de betrokken gevallen helemaal niet te kwader trouw wordt gehandeld. Het verlies van de woning door het niet voldoen aan de eigendomsvoorwaarde, is dan wel erg drastisch. Dat moeten we in kaart brengen, en indien nodig de regelgeving aanpassen.”
De verstrenging van de eigendomsvoorwaarde werd vorig jaar ingevoerd om misbruik in de sociale huisvesting tegen te gaan. Gezien de wachtlijsten in de sociale huur is het logisch dat sociale huurwoningen toegewezen worden aan de mensen die dit het meest nodig hebben. Huurders die kosteloos een gedeeltelijke volle eigendom hebben verworven, kregen daarom tot eind februari de tijd om die te verkopen. Als de huurder gegronde redenen heeft waarom hij niet aan deze voorwaarde kan voldoen, kan hij uitstel krijgen. Het zijn de sociale huisvestingsmaatschappijen die oordelen over de modaliteiten van dat uitstel.
Getuigenissen van zowel sociale huisvestingsmaatschappijen als sociale huurders, leren echter dat de situatie niet in alle gevallen zo eenvoudig is als het decreet voorhoudt. Een sociale huurder die door erfenis mede-eigenaar werd van de ouderlijke woning, dreigt zijn sociale huurwoning te verliezen, indien hij zijn deel van het huis niet tijdig verkoopt of verkocht krijgt. Maar hoe verkoop je pakweg 1/8 van een huis, wanneer de andere familieleden dat deel niet willen of kunnen overnemen?
Katrien Partyka: “Dat kan ertoe leiden dat een sociale huurder een dure procedure moet aanspannen tegen zijn eigen familie om toch maar in zijn woning te kunnen blijven. Dit zou zware sociale en financiële gevolgen hebben voor de betrokken sociale huurders. Dat kan niet de bedoeling zijn.”
“We weten nu dat het misbruik waarvoor deze regelgeving werd ingevoerd eerder beperkt is, en dat mensen die niet aan de eigendomsvoorwaarde voldoen meestal niet te kwader trouw zijn. De sociale huisvestingsmaatschappijen kregen gelukkig een grote mate van vrijheid om de specificiteit van elk individueel geval te beoordelen bij het bepalen van een uitstelregeling. Maar dit houdt nog steeds het risico in dat de ene huisvestingsmaatschappij anders oordeelt dan de andere”; stelt Partyka.
CD&V wil dan ook niet blind blijven voor de gebreken in de regelgeving. Zoals de maatregel nu vormgegeven is, lijkt ze immers voor meer problemen te zorgen dan dat misbruik daadwerkelijk wordt aangepakt.
Katrien Partyka: “Wat er ook van zij, we moeten de woonzekerheid en een gelijke behandeling van de sociale huurders garanderen. Maatregelen moeten in proportie zijn. Daarom moet de minister in overleg met de sociale huisvestingssector de situaties beschrijven, die sowieso aanleiding geven tot verlenging van de termijn voor het vervreemden van een onroerend goed in volle eigendom. Op basis daarvan kan de regelgeving worden aangepast of verduidelijkt.”