De Vlaamse fiscaliteit houdt onvoldoende rekening met de situatie van co-ouders, vindt CD&V-fractievoorzitter Koen Van den Heuvel. In veel gevallen krijgt enkel de ouder waarbij de kinderen zijn gedomicilieerd, toegang tot fiscale voordelen. Van den Heuvel heeft een voorstel van decreet klaar, om die onrechtvaardigheid alvast op het vlak van de onroerende voorheffing weg te werken: “Vandaag zijn er in Vlaanderen vele ouders die een deel van de tijd de zorg voor hun kinderen dragen, maar fiscaal minder rechten hebben dan de andere ouder, dit is achterhaald. Op deze manier moderniseren we de fiscaliteit, en zorgen ervoor dat ouders in co-ouderschap de ondersteuning krijgen die ze verdienen.”
Wanneer een koppel met kinderen besluit om te scheiden, werpt zich meteen de vraag op welke ouder recht heeft op de fiscale voordelen voor kinderen ten laste. Vaak is dat een bron van conflict tussen de ouders. De invoering van fiscaal co-ouderschap voor co-ouderschap met gelijkmatig verblijf (Art. 132bis, WIB 1992 - wet van 27 december 2006), zorgde ervoor dat beide co-ouders nu kunnen delen in het voordeel van de belastingvrije som.
In een aantal andere gevallen wordt echter het fiscaal (of een ander) voordeel voor het kind ten laste verbonden aan de fiscale woonplaats of het domicilie-adres van het kind - dus aan één van beide ouders - ook al verblijft het kind evenveel bij beide ouders. Dat is bijvoorbeeld het geval bij:
- het verlenen van een sociaal minimumtarief voor elektriciteit in geval het kind ten laste een ernstige handicap heeft;
- korting per gedomicilieerde op het vastrecht op de waterfactuur, of het goedkopere basistarief naarmate er meer gezinsleden gedomicilieerd zijn;
- de vermindering van de onroerende voorheffing bij ten minste twee kinderen ten laste;
Koen Van den Heuvel: “Gelet op de toename van co-ouderschap leidt onze regelgeving op verschillende punten dus tot discriminatie van de co-ouder waarbij de kinderen niet gedomicilieerd staan. Dat kan een bron van wrijving tussen ex-partners zijn, in een vaak al niet evidente situatie.”
In een rapport [1] van de Federale ombudsman 2016 over Gezinsfiscaliteit lezen we hierover het volgende: “Het behoud van het criterium van de enige fiscale woonplaats van het kind leidt tot meerdere verschillen in behandeling in het voordeel van de ouder waar de fiscale woonplaats van het kind zich bevindt.”
Ook in de Vlaamse fiscaliteit gebruiken we het criterium van de fiscale woonplaats van het kind. Dat is zowel beleidsmatig als juridisch problematisch. Wallonië en Brussel werkten intussen de fiscale discriminatie tussen co-ouders weg, respectievelijk na een arrest van het Grondwettelijk Hof dat aangaf dat het gelijkheidsbeginsel werd geschonden, en een oordeel van de Brusselse rechtbank van eerste aanleg.
Hij legt dan ook een gelijkaardig voorstel op tafel. Van den Heuvel wil het voordeel van de vermindering in de onroerende voorheffing gelijk verdelen tussen beide co-ouders indien er sprake is van een gelijkmatige huisvesting van de kinderen en de belanghebbende dit kan aantonen.
Koen Van den Heuvel: “Maar ouders kunnen, bij een echtscheiding met onderlinge toestemming, daar nog altijd eigen afspraken over maken. Ons voorstel regelt alleen automatisch de verdeling wanneer ex-partners géén afspraken willen of kunnen maken. Wanneer Wallonië en Brussel erin slagen om deze discriminatie, die door verschillende rechtbanken is bevestigd, op een werkbare manier weg te werken, zou het wel erg jammer zijn indien Vlaanderen besluit achter te blijven.”
[1] Federale Ombudsman, Gezinsfiscaliteit. Een complexe regelgeving tegenover de evolutie van de gezinsvormen. 27 juni 2016