Vice-eersteminister Kris Peeters en Kamerlid en mobiliteitsexpert Jef Van den Bergh zijn zeer tevreden met het akkoord dat de regering bereikte over het mobiliteitsbudget.
Met het mobiliteitsbudget moedigen we mensen aan om voor dát transportmiddel of voor die combinatie van transportmiddelen te kiezen, die hen het vlotst en op de meest milieuvriendelijke manier naar het werk brengen. Met het budget kan je een elektrische fiets aanschaffen, een treinabonnement, een milieuvriendelijke wagen, enzovoort. De vrije keuze ligt bij de gebruiker. Als het mobiliteitsbudget niet volledig op is, wordt het restbedrag als loon uitbetaald op het einde van het jaar. In 2017 waren er 425.000 bedrijfswagens ingeschreven, maar het is in de praktijk niet altijd de snelste manier om op het werk te geraken. Het mobiliteitsbudget kan bijdragen tot het verkleinen van de files en de vergroening van de mobiliteit.”
Werknemers die hun bedrijfswagen inruilen, krijgen in ruil een mobiliteitsbudget tot hun beschikking. Het mobiliteitsbudget is ook toegankelijk voor werknemers die geen bedrijfswagen hebben, maar er wel voor in aanmerking komen. Dat zorgt er bijvoorbeeld voor dat nieuwe werknemers, denk bijvoorbeeld aan startende jongeren, onmiddellijk kunnen kiezen voor het mobiliteitsbudget.
Hoeveel dat mobiliteitsbudget is, wordt bepaald op basis van de reële kost van hun vroegere bedrijfswagen. Dat betekent dat iemand die verder van zijn werk woont, een hoger budget zal krijgen dan iemand die dichter woont (omwille van hoger brandstofverbruik, meer onderhoud, etc.). Wie verder woont, heeft nu eenmaal hogere kosten op vlak van vervoer.
Een werknemer kan zijn mobiliteitsbudget besteden in drie pijlers:
- Pijler 1: een milieuvriendelijkere wagen
- Pijler 2: duurzame vervoermiddelen en-diensten (fietsen, openbaar vervoer, deelsystemen, carpooling,….) en dit voor aankoop, gebruik en onderhoud. Een lijst van middelen en diensten die onder deze pijler zullen vallen, zal bij KB worden vastgelegd.
- Pijler 3: restsaldo in loon
De eerste pijler wordt fiscaal op dezelfde manier behandeld als een bedrijfswagen vandaag. De tweede pijler is volledig vrijgesteld van sociale en fiscale lasten, en dat zowel voor de werknemer als de werkgever.
Het mobiliteitsbudget wordt berekend op jaarbasis. Als het budget op het einde van het jaar niet volledig is opgebruikt, ontvangt de werknemer het restsaldo in loon. Dat saldo is vrijgesteld van personenbelasting, maar er moeten wel sociale zekerheidsbijdragen (de normale 25% werkgeversbijdrage + 13,07% werknemersbijdrage) op betaald worden. Daardoor zal het saldo – in tegenstelling tot bij het systeem van cash for car – bijdragen aan de opbouw van pensioenrechten en andere sociale rechten.
Jaar na jaar sneuvelen de filerecords. Files zorgen voor economische schade, zijn belastend voor het milieu en zorgen voor erg veel stress. Het mobiliteitsbudget geeft mensen vrijheid. Wie de wagen nodig heeft, kan die blijven gebruiken. Maar wie het openbaar vervoer, de fiets, of een combinatie van transportmiddelen verkiest, kan dat ook. Het mobiliteitsbudget kan helpen om de files kleiner te maken, de luchtvervuiling te verminderen en de pendelstress te verlichten. Drie vliegen in één klap.”
"Mobiliteitsbudget zal leiden tot duurzame mobiliteitseffecten"
Ook CD&V-volksvertegenwoordiger en mobiliteitsexpert Jef Van den Bergh is erg tevreden met het mobiliteitsbudget. Na de uitwerking van de cash-for-car-regeling riep Van den Bergh op om verder te gaan. “Het mobiliteitsbudget zal veel meer leiden tot duurzame mobiliteitseffecten”, aldus Van den Bergh.
Ruim 4 jaar nadat Jef Van den Bergh een concreet voorstel presenteerde, besliste de ministerraad in juni om de mobiliteitsvergoeding vanaf 2018 in te voeren. CD&V was tevreden dat er werd gestart met de uitvoering van de betrokken passage uit het regeerakkoord. “Alle pogingen die ondernomen worden om meer (bedrijfs)wagens van de baan te krijgen en werknemers te laten nadenken over hun mobiliteit, verdienen steun. Het cash-for-car-principe is een eerste stap in de goede richting”, klonk het. Van den Bergh stelde echter meteen dat de ambitie hoger moet liggen. Een mobiliteitsvergoeding is nog geen mobiliteitsbudget zoals bedoeld in het regeerakkoord.
“Louter cash is het mobiliteitsbudget enkel… een budget. Het cashverhaal is wat ons betreft slechts een eerste stap naar een meer duurzame en flexibele mobiliteit. Wil men echt tot een volwaardig mobiliteitseffect komen, dan moet de focus absoluut op mobiliteit liggen, en niet op nettoloon.”, aldus Van den Bergh. Hij werd nadien bijgetreden door het advies van de sociale partners in de NAR en de CRB (werkgevers en werknemers unaniem!) en het kritische advies van de Raad van State. Een studie van de FOD Mobiliteit toonde bovendien aan dat slechts een beperkt aantal werknemers zijn of haar bedrijfswagen zou afstaan voor netto loon (3 à 9%). Van den Bergh is dan ook tevreden met het voortschrijdend inzicht:
Het volwaardig mobiliteitsbudget is een budget dat een werknemer kan aanwenden voor verschillende vervoersmogelijkheden, met als bedoeling de files op onze wegen weg te werken en een aantrekkelijk alternatief voor de salariswagens te bieden. Hiermee krijgt de werknemer de kans om zijn mobiliteit op een flexibele manier in te vullen en te kiezen voor alternatieve vervoersmodi. Hij kan bijvoorbeeld zijn dure salariswagen inruilen voor een treinabonnement, een fiets en een duurzamere wagen, al dan niet in een deelformule. En zo zijn we maar een stap verwijderd van MaaS, dé mobiliteitsformule van de toekomst, ondertussen ook gekend als ‘de Netflix van de mobiliteit’. Men betaalt met abonnementsformules voor een mobiliteitspakket op maat samengesteld, niet langer voor een voertuig in eigendom dat meer dan 90 procent van de tijd stil staat.”