We zetten in op een volwaardige huur- én koopmarkt. Zowel kopen als huren hebben voordelen. Een eigen woning betekent woonzekerheid en een appeltje voor de dorst. Een woning huren, betekent o.a. soepel kunnen veranderen in functie van werk en passend bij de levensfase. Bovendien komen meer en meer mensen door gezinstransities opnieuw op de huurmarkt terecht.
Om het evenwicht tussen kopen en huren te herstellen, wordt de private huurmarkt versterkt. We versterken zowel huurders als verhuurders, waarbij het evenwicht tussen de belangen van beide groepen wordt bewaakt. We zetten verhuurders ertoe aan hun woningen op de markt te brengen en te houden, zonder de rechten van huurders te schaden. Een redelijke huurprijs is het doel. We zoeken nieuwe manieren om een antwoord te bieden op uitdagingen die zich stellen in de sociale huisvesting. We willen een nieuw systeem voor financiering van sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM), zodat zij nog sterker hun rol kunnen opnemen. We willen inzetten op de ondersteuning van de sociale huur en koop om op die manier een sociale mix te verzekeren en ook minder koopkrachtige gezinnen toe te laten een (sociale) koopwoning te verwerven. In de tussentijd ondersteunen we mensen die recht hebben op een sociale woning, maar er geen kunnen krijgen om kwaliteitsvol en betaalbaar te kunnen wonen. We vermijden huurprijsopdrijvende effecten en geven de private huurmarkt stimuli en garanties om mee in een sociaal huurbeleid te stappen.
Dynamisch woonbeleid
Jongere generaties maken meer verhuisbewegingen. Nieuwe gezinsvormen, herpartnering en intergenerationeel samenwonen, versterken dat. Een dynamische woonmarkt biedt kansen om het woon-werkverkeer terug te dringen, om verhuis naar aangepaste woningen doorheen het leven te vergemakkelijken en ons verouderd woningpatrimonium aan te pakken. Het woonbeleid moet deze veranderde realiteit ondersteunen door verhuisbewegingen niet te ontmoedigen en de (private) huurmarkt meer te ondersteunen.
Een grondige hervorming van de woonfiscaliteit is nodig om dit eigendomsneutraal en dynamisch woonbeleid vorm te geven. Dankzij de zesde staatshervorming beschikken Vlaanderen en Brussel over een groot pakket fiscale instrumenten. We stemmen de registratierechten bij aankoop, de woonbonus en de onroerende voorheffing op mekaar af. We gaan hierbij uit van een aantal principes. De hervorming moet rechtvaardig zijn. We willen mensen blijven steunen bij de aankoop van een eigen woning, maar we willen af van systemen die hen ontmoedigen te verhuizen in situaties waar dat nochtans wenselijk is. We verlagen de registratierechten en verhogen én verlengen de meeneembaarheid. We subsidiëren niet de verkopers. Wel geven we steun aan kopers, waarbij we ons hoeden voor Mattheüseffecten. Fiscale voordelen voor de niet-eigen woning worden afgebouwd. We herstellen het evenwicht tussen de subsidiëring van de koop- en de huurmarkt. Voor de belasting op onroerend goed moet een correcte waarderingsbasis worden ingevoerd. Wijzigingen zullen geleidelijk moeten gebeuren, want mensen hebben de fiscaliteit op hun woning meegenomen in de engagementen die ze zijn aangegaan. Ook pleiten we voor eenvoudigheid en transparantie.
Duurzaam wonen
Rendabiliteit is essentieel bij het ontwerp van een gebouw. Een optimaal aantal woongelegenheden of kantoren voor een zo laag mogelijke bouwkost is een economisch uitgangspunt. Toch mag iets verder gedacht worden. In de rendabiliteit van bouwprojecten moet gekeken worden naar de totale ‘life-cycle cost’. Zoals de investeringen van bedrijven in een aangename buitenruimte rond het kantoorgebouw om zo het imago van het bedrijf en de tevredenheid van de werknemers te stimuleren. Of nog: een extra 100 lux aan lichtinval in een ziekenhuis zorgt ervoor dat patiënt-cliënten een dag sneller naar huis kunnen, leert wetenschappelijk onderzoek. Dat is een concrete invulling van duurzaamheid: wat in eerste instantie goedkoop lijkt, kan in de loop der jaren ‘duurkoop’ blijken. Bij de planning, maar ook bij de beoordeling van een ruimtelijk project, moeten we even durven stilstaan en ‘out of the box’ denken. Naast de economische benadering op korte termijn: wat is de meerwaarde op langere termijn voor de omgeving en vooral voor de man of vrouw die er gebruik van zal maken?
De duurzame doelstelling op energievlak wordt voor nieuwbouw 'bijna-energieneutraliteit': zeer weinig energiebehoefte voor verwarming, warm water, ventilatie en koeling, en de resterende energiebehoefte afgedekt door hernieuwbare energie. Bestaande woningen gaan stapsgewijs zo ver mogelijk in dezelfde richting. Zo wordt de energiebehoefte van woningen een decentraal verhaal waarin eigen, lokale energieproductie een steeds belangrijkere rol speelt.
Daarnaast blijven we inzetten op kernversterking, wooninbreiding, verdichting, ontpitting en het verantwoord aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. We verkiezen woonontwikkeling bij voorkeur nabij belangrijke knooppunten van openbaar vervoer (‘transit-oriented development’). Naar het voorbeeld van buitenlandse steden zoeken we naar concepten waarbij de ontstane meerwaarde van extra woongelegenheden grotendeels kan aangewend worden voor extra investeringen in de ontwikkeling en ontsluiting van die knooppunten. We voorzien meer groen en water in de open ruimte, waarbij de ondergrens voldoende ambitieus is. Binnen kernen zijn meer specifieke woonstraten nodig, met bijkomende bouwpercelen, op een ruimtelijk verantwoorde manier. Ook voor het wooncomfort van de bewoners is dit beter.
We beseffen dat er een schat aan onderbenutte gebouwen en percelen met groot potentieel aanwezig is in Vlaanderen en Brussel: in onbruik geraakte hoeves, verouderde schoolgebouwen, leegstaande bedrijven en (te) grote percelen. Ook is er een uitgebreid arsenaal aan grote villa’s die aantrekkelijk zijn voor opdeling en breder gedeeld gebruik. Dergelijke gebouwen kunnen een deel van de vraag voor hun rekening nemen en een antwoord bieden op gezinsverdunning.
We stimuleren nieuwe technologieën met het oog op klimaat- en energiedoelstellingen. We renoveren waar nodig en zetten een ambitieus renovatieprogramma op. Waar de kost van renovatie te hoog is in verhouding tot de winst, kiezen we voor de meer duurzame oplossing van afbreken en heropbouwen. Het fiscaal beleid moet afbraak en heropbouw in woonkernen gelijk behandelen ten opzichte van de renovatie.
(Lokale) mobiliteitsplannen stellen we niet geïsoleerd op, maar geïntegreerd met ruimtelijke planning zodat leefbaarheid en duurzame mobiliteit maximaal ondersteund worden.
Nieuwe wonen & nieuwe woonvormen
De klassieke verkavelingsstrategie blijkt een ruimteverslindende ontwikkeling te zijn geweest en zorgt in de praktijk soms weleens voor minder kwaliteitsvolle leefomgevingen. Open of halfopen bebouwingen in een relatief lage densiteit van 20 à 30 woningen/ha, op kleine percelen met ondiepe private tuinen, zijn de voornaamste eigenschappen.
In het streven naar een maximaal wooncomfort, laten we ons inspireren door buitenlandse concepten, bv. waarbij een gemeenschappelijk centraal park van de bewoners onderdeel is van grotere woongelegenheden. We willen in onze steden en gemeenten een gezonde mix tussen hoogbouw en rijwoningen, sociale en privéprojecten. Bepaalde ruimtes en diensten kunnen collectief georganiseerd worden.
De voordelen van deze meer gedeelde woonvormen zijn: effectieve vernieuwing van de woningmarkt, betaalbaar wonen, een gegarandeerd en genereus verblijf (levenslang wonen), getemperde maatschappelijke kosten en een weefselversterkend en landschapsparend karakter.
Gedeeld wonen heeft ook in Vlaanderen en Brussel een toekomst wanneer het wordt aangepast aan onze gevoeligheden: met aandacht voor private en semipublieke overgangsruimten, realisme in de graad van gemeenschappelijkheid en menselijke proporties in de architectuur. Diverse voorbeelden uit landen met lange tradities ter zake, kunnen, in overleg met toekomstige gebruikers, aangepast worden aan de lokale gevoeligheden. We moeten project per project onderzoeken hoe gedeeld wonen maatschappelijk versterkend kan zijn voor de gemeenschap, met aandacht voor de woonnoden van specifieke groepen.
Bij het ontwerpen van woningen dient meer aandacht besteed te worden aan de toegankelijkheid van de woning en de bewegingsruimte. Ook gaan we voor aangepaste en aanpasbare sociale woningen. Voor sommigen kunnen woongemeenschappen een aangepaste oplossing betekenen. Er moet worden voorzien in individuele units met gemeenschappelijke ruimtes. Het bestaande systeem van serviceflats bij woonzorgcentra kan als voorbeeld dienen. Daarnaast moeten co-housing en kangoeroewonen worden opgenomen in een regelgeving voor collectief wonen, zodat er keuze is uit verschillende mogelijkheden.
We zetten in op eenvoudige en transparante regelgeving die kansen geeft aan vernieuwende woonvormen. Regelluwte moet kunnen voor innovatieve projecten met een duidelijke meerwaarde. Voorbeeldprojecten zullen een stimulans zijn om een mentaliteitsomslag naar dit nieuwe wonen te bekomen. De regisseursrol van onze lokale besturen is van niet te onderschatten belang. Een ambitieuze overheid met sterke en professionele woonactoren is een katalysator voor vernieuwend woonbeleid. We onderzoeken de mogelijkheden van verhandelbare bouwrechten, coalities en coöperatieve mogelijkheden om deze woonvormen te realiseren.