De potentiële economische groei van België ligt nog sterk onder het niveau van vóór de financieel-economische crisis en staat onder zware druk door corona. Vooral de remmende voorsprong inzake onze productiviteit is een probleem. Die kan worden opgekrikt door de gemiddelde scholingsgraad en de technische diploma’s en competenties op te waarderen. Digitalisering en (organisatorische) procesinnovaties zijn essentieel in dit proces. Potentiële groei wordt ook belemmerd door een lage activiteitsgraad. Die dient dan ook te worden opgekrikt, met een focus op de private sector.
De overheid heeft als belangrijkste investeerder een grote impact op de economische ontwikkeling. Binnen regeerakkoorden ijverden wij voor een verhoging van de publieke investeringsgraad naar een minimale investeringsnorm van 3% van het BBP voor de gezamenlijke overheid. Het Federaal Planbureau heeft uitgerekend dat als België haar publieke investeringsgraad met 0,5% van het BBP verhoogt, dat BBP zou groeien met een extra 2,77% over twintig jaar en de arbeidsproductiviteit zou toenemen met 2,24%. Buitenlandse investeringen zijn cruciaal voor de ontwikkeling van de Vlaamse economie. Voor onder meer de buitenlandse chemie- en farmaceutische bedrijven is een aantrekkelijk investeringsklimaat belangrijk
Het beleid moet een duidelijk antwoord bieden op de uitdagingen die gepaard gaan met de overgang transitie naar een digitale economie: de mogelijkheden ervan benutten, de ontwikkelingen sturen in de gewenste richting en de negatieve gevolgen opvangen. De overheid en de sociale partners spelen een belangrijke rol en moeten het kader aanreiken, perspectief bieden en de voorwaarden creëren voor een soepele overgang naar een digitale economie en een samenleving met meer groei, inclusie met aandacht voor de kwetsbare groepen en duurzaamheid.
Enkel duurzame economische groei vormt een structurele meerwaarde voor de samenleving. Daarom verschuift de aandacht naar een circulaire economie. Die circulaire economie gaat zuinig om met energie, grondstoffen en water door ze te integreren in kringlopen. Zo blijft de waarde van materialen doorheen de productie- en consumptieketen behouden. Dat gebeurt door gebruikte producten te valoriseren via zo kort mogelijke, gesloten kringen: inzetten op onderhoud en herstelling, hergebruik via de tweedehandsmarkt, opknappen en herproduceren (‘remanufacturing’) van artikelen, recyclage en pas in een allerlaatste stap, als het niet anders kan, verbranding.
Ondernemen
Ondernemerschap is een essentiële bouwsteen voor de economie en samenleving van morgen. Starters en nieuwe ondernemingen zijn een motor voor vernieuwing en nieuwe jobs. Het is dan ook essentieel ondernemerschap te stimuleren als interessante loopbaankeuze. We moeten nog veel meer de muren tussen onderwijs en bedrijven slopen. Zo staan we voor de ambitieuze uitrol en verruiming van het duaal leren, een actieve promotie van ondernemingszin doorheen het onderwijs en meer innovatiesamenwerking tussen hoger onderwijs en bedrijfsleven.
De maatregelen die reeds werden genomen (loonmatiging, indexsprong, hervorming van de wet op het herstel van het concurrentievermogen en de ‘taxshift’) hebben de loonkosthandicap weggewerkt. Ook tijdens de volgende legislatuur moet aandacht worden besteed aan de evolutie van de loonkost. De winst van deze economische aangroei moet gebruikt worden voor een gerichte lastenverlaging voor bedrijven.
Administratieve rompslomp is nog steeds een grote bezorgdheid van ondernemers, ondanks de inspanningen die op dit vlak werden gedaan. De verdere afbouw van administratieve lasten gaat samen met een slimme afbouw van het overheidsapparaat. Wij staan hiervoor achter het only-once principe waarbij elk overheidsniveau maar één loket voor ondernemers heeft. De verschillende inspectiediensten (bv. federaal, regionaal, fiscaal, sociaal, voedselveiligheid, economisch) dienen voortdurend informatie uit te wisselen om de efficiëntie en effectiviteit op te drijven, zodat ondernemers niet te vaak worden lastiggevallen met inspecties.
Om de drempels naar ondernemerschap te verlagen, moet het sociaal statuut van de zelfstandigen nog verbeterd worden. We pakken oneerlijke concurrentie met flexi-jobs en onbelast bijverdienen aan, bijvoorbeeld door drempels voor een zelfstandige activiteit in bijberoep weg te werken.
Industriële vernieuwing zal in belangrijke mate gebeuren door nieuwe en jonge Vlaamse bedrijven. Daarom hoort het innovatiebeleid in de eerste plaats kmo’s te begunstigen. Verder willen we de investering van kmo’s in innovatie-infrastructuur subsidiëren en blijven inzetten op laagdrempelige financiering voor bedrijven. Voor kleine bedrijven – de groep die moeilijk aan bankfinanciering geraakt – moet financiering gegarandeerd worden door aangepaste instrumenten via PMV/Z, de gespecialiseerde dochter binnen Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV).