Het subsidiariteitsbeginsel is ons principiële uitgangspunt in de overheidsorganisatie. De overheid moet niet voor alles zelf willen instaan. Ze treedt terug waar de samenleving zelf initiatief neemt. De overheid neemt dus verschillende taken en rollen op zich, afhankelijk van de situatie, maar steeds in relatie met andere partners. Onze visie is dat wanneer de samenleving iets efficiënt en effectief doet (via bv. middenveldorganisaties of natuurlijke samenwerkingsverbanden), de overheid dit niet moet willen overnemen.
Het subsidiariteitsbeginsel is ook ons uitgangspunt voor de bevoegdheidsverdeling tussen verschillende overheden. Beleid moet gevoerd worden op het niveau dat er het meest geschikt voor is en waar een bevoegdheid het meest efficiënt kan worden uitgeoefend. Maar steeds zo dicht mogelijk bij de burger. Een staatsstructuur moet op rechtvaardigheid en efficiëntie steunen en ten dienste van mensen staan. Dit kan het best wanneer het model van onderuit vertrekt, vanuit de burger. En wanneer principieel maximum twee bestuurslagen bevoegd zijn voor een en dezelfde bevoegdheid (bv. gemeente en deelstaat resp. federale overheid of Europa). Hierbij is een goede samenwerking tussen verschillende bestuursniveaus noodzakelijk.
Elke overheid moet voldoende slagkracht hebben om de eigen bevoegdheden op een goede manier te kunnen gebruiken. Een bestuur moet dus ook over de nodige bestuurskracht beschikken. Geen enkel bestuursniveau mag louter een doorgeefluik zijn van (aan)vragen en bekommernissen van de bevolking.
Lokale autonomie is het uitgangspunt. Elk lokaal bestuur moet over voldoende autonomie beschikken om zaken van lokaal belang te behartigen. Lokale besturen en provincies zijn gedecentraliseerde besturen met eigen verantwoordelijkheden en eigen beslissingsbevoegdheden. Ze zijn geen onderschikte besturen, maar moeten over de nodige beleidsruimte beschikken om zelf, autonoom, invulling te geven aan de plaatselijke en provinciale noden. Het is geen kwestie van louter ‘de mogelijkheid krijgen’ zelf te beslissen, integendeel. Ze moeten in staat zijn dat écht zelf te doen.
Een aantal uitdagingen van de 21ste eeuw, o.a. demografische veranderingen en digitalisering, leggen een steeds grotere druk op de overheid in het algemeen en lokale besturen in het bijzonder. Tegelijk worden de beschikbare middelen schaarser. Een van de gevolgen is dat overheden steeds meer verwachtingen hebben ten aanzien van andere overheden. Lokale besturen voelen dit het sterkst. Door o.a. allerlei decentralisatieoefeningen kregen zij bijkomende bevoegdheden. En ook in taken van medebewind of uitvoerende taken voor bevoegdheden van hogere overheden, worden steeds nieuwe verwachtingen en taken gecreëerd. We willen investeren in lokale besturen, zodat ze die extra taken naar behoren kunnen vervullen.
Een ander neemt niet weg dat elk overheidsniveau mag blijven rekenen op de lokale besturen voor de concrete uitvoering van het uitgetekende beleid. Wel wordt van hogere overheden verwacht dat zij het beleid richting lokale besturen meer coördineren en bij het nemen van beleidsbeslissingen aftoetsen in welke mate ze impact hebben op lokale besturen en provincies. Ze dienen ook rekening te houden met deze impact. Dat is het zogenaamde Belfortprincipe. Enkel zo kunnen we een solide en standvastige planning van lokale besturen verwachten.
Tijdens de vorige legislatuur werd de zesde staatshervorming goedgekeurd. De Copernicaanse omwenteling is een feit: ruim 20 miljard euro aan middelen ging over naar gemeenschappen en gewesten. De Vlaamse begroting werd groter dan de federale. Door de zesde staatshervorming kunnen de Vlaamse en Brusselse overheid, met respect voor eenieders bevoegdheden, een beleid voeren op maat van de Vlaming en de Brusselaars, van de wieg tot de oude dag. Een ander opvallend element is de grotere belastingautonomie van de gewesten: van elke vier euro aan personenbelasting gaat één euro naar de gewestelijke overheden. Bovendien kan ze zelf beslissen over belastingvoordelen voor wonen en bouwen, energiebesparing, monumenten, enz.
De zesde staatshervorming wordt vandaag volop geïmplementeerd en uitgevoerd. De komende jaren blijft dat de prioriteit. We hechten groot belang aan goede samenwerking tussen beleidsniveaus. Samenwerking die leidt tot oplossingen en de bevoegdheidsverdeling respecteert. Het federale niveau ondersteunt het beleid van de deelstaten waar mogelijk en nodig. De deelstaten nemen, voor hun eigen bevoegdheden, rechtstreeks deel aan Europese besluitvorming en werken mee aan de verwezenlijking van de Europese doelstellingen. Vlaanderen blijft onverkort haar gemeenschapsbevoegdheden in Brussel uitoefenen en moet deze bevoegdheden zelfs versterken. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dient zijn grondwettelijke en wettelijke functies van hoofdstedelijkheid en tweetaligheid voluntaristisch en onverkort te vervullen.
We vinden een staatshervorming geen doel op zich, maar een instrument voor meer welvaart en welzijn en voor efficiënt bestuur. Ons uitgangspunt blijft het Congres van Kortrijk. We gaan uit van een positief confederaal model dat het zwaartepunt bij de deelstaten legt, en dat zich onderscheidt van de onafhankelijkheid. Subsidiariteit is onze basis: de overheid die best geplaatst is om te handelen en het dichtst bij de mensen staat, moet dat ook doen. Staatsstructuren zijn nooit in steen gebeiteld. Ze zijn in permanente evolutie. Onze staatsordening moet zich aanpassen aan de maatschappelijke en economische omstandigheden. Volgende stappen in de staatshervorming zullen dan ook volgen. Ze kunnen een middel zijn om onze staatsordening te verbeteren, met respect voor het subsidiariteitsbeginsel. Daarbij kunnen bijkomende bevoegdheden worden toegekend aan de gemeenschappen en de gewesten.
Op communautair vlak streeft CD&V bovenal naar een efficiënt werkende overheid waarbij, los van ideologische dogma's, bevoegdheden worden ondergebracht op dat niveau waarop zij volgens onderzoek en praktijkervaring het best tot hun recht komen. Noch verdere regionalisering, noch herfederalisering van bepaalde bevoegdheden mogen hierbij een taboe zijn. Het streven naar homogene bevoegdheidspakketten en vereenvoudiging is hierbij steeds de leidraad. Sommige uitdagingen kunnen maar op Europees of zelfs mondiaal vlak worden aangepakt. De Europese Unie blijft hier onze voornaamste hefboom.