Voor ons is en blijft de collectieve dimensie van sociale bescherming belangrijk. Als christendemocraten kiezen we resoluut voor universaliteit, een sociale bescherming door en voor iedereen.
CD&V wil dat parameters zoals nataliteit en vergrijzing (incl. de evolutie van de zorgzwaarte) mee in rekening worden genomen bij het bepalen van de budgetten in het kader van de Vlaamse uitgavenbegroting voor het beleidsdomein welzijn, volksgezondheid en gezin.
Tweepijlermodel: mix van universaliteit & selectiviteit
Dat arbeid adelt, is een oud mantra. Deelnemen aan het arbeidsproces betekent deelnemen aan het maatschappelijk leven. We moeten inzetten op volledige tewerkstelling (‘full employment’) opdat iedereen kans heeft op werk. Daarbij moeten we inzetten op de werkzaamheid van laag- en middengeschoolden. Als alternatief wordt het basisinkomen naar voren geschoven. Een inkomen dat op regelmatige basis aan iedereen wordt verstrekt, zonder enige voorwaarde inzake inkomen, socio-economische status, werkwilligheid of samenstelling van het huishouden. We kunnen een universeel basisinkomen niet onderschrijven, aangezien het onvoldoende rekening houdt met de specifieke en soms sterk verschillende noden van burgers (met risico op contraproductieve Mattheüseffecten) en de fijnmazigheid van de bestaande sociale bescherming. Voor het grote deel overheidsfinanciën dat opgeofferd zou worden aan een zelfs maar bescheiden bedrag aan basisinkomen, werkt het onvoldoende herverdelend.
We kunnen niet om de realiteit op de arbeidsmarkt heen. Sociaal kapitaal reikt verder dan betaalde arbeid. We moeten, om het economisch nut en de verbindende waarde van niet-betaalde en waardevolle activiteiten te honoreren, ook bescherming bieden aan zij die niet willen of kunnen kiezen voor het reguliere arbeidscircuit. Zo kan het sociaal belang van mantelzorg en vrijwilligerswerk worden gevalideerd. We willen iedereen maximaal mogelijkheden bieden om zich op de meest flexibele manier te ontplooien.
We kiezen daarom voor een financiële sociale bescherming die uiteenvalt in twee pijlers. We gaan voor (het behoud van) een mix van universaliteit en selectiviteit. Een sociale bescherming uitsluitend gericht op de armen dreigt snel een arme sociale bescherming te worden. Het mist draagvlak bij andere bevolkingsgroepen en zou een neerwaartse druk doen ontstaan op uitkeringen.
De eerste pijler bestaat uit een universele sociale bescherming. Deze bevat niet-arbeidsgebonden prestaties: de federale geneeskundige verzorging en de Vlaamse sociale bescherming, de gezinsbijslag, het leefloon, de Inkomensgarantie voor Ouderen en de inkomensvervangende en integratietegemoetkoming (voor personen met een handicap). Dat is een sociale bescherming voor en door iedereen. Ze is voor iedereen gelijk en maakt geen onderscheid meer op basis van de professionele activiteit. Ze heeft als doel een minimumlevensstandaard te bieden die een menswaardig leven toelaat. De prestaties en tegemoetkomingen moeten boven de Europese armoedegrens liggen en leefbare gezinsinkomens garanderen.
CD&V wil dat, in het kader van de inkomensaanrekening van de al niet belegde roerende kapitalen bij de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, rekening wordt gehouden met de gemiddelde actuele spaarrente.
De tweede pijler is een echte verzekeringsregeling. Die bevat de bescherming tegen arbeidsgerelateerde risico’s zoals arbeidsongeschiktheid en invaliditeit, arbeidsongevallen en beroepsziekten, (onvrijwillig) verlies van werk (werkloosheid en faillissement) en ouderdom. Inzake ouderdom is ook een veralgemening van de tweede pensioenpijler aangewezen. De rechten in de verzekeringsregeling worden verleend omdat iemand beroepsactief is. In deze pijler kunnen er wél objectieve verschillen zijn op basis van professionele activiteit. Overgangen tussen en combinaties van verschillende statuten (bijv. zelfstandige en loontrekkende) moeten zomin mogelijk complicaties geven inzake sociale bescherming. Dit vereist een maximaal geharmoniseerd systeem. Er zijn al stappen gezet in deze richting. Bedoeling is dat dit pad verder wordt bewandeld. Dit betreft een ingrijpende wijziging, waarbij vanzelfsprekend redelijke overgangstermijnen worden in acht genomen en verworven rechten gerespecteerd.
Door de steeds dunner wordende grens tussen verschillende professionele activiteiten, is het niet ondenkbaar dat op termijn een integrale verzekeringsregeling wordt ontwikkeld voor alle ‘werkenden’.
Het tweepijlersysteem vraagt om een (aan)gepaste financiering. De universele basisbescherming wordt gefinancierd door alle ingezetenen. Aangezien iedereen de voordelen kan genieten, moet iedereen ook bijdragen. We pleiten voor voldoende brede en stabiele financiering van de basisbescherming van de sociale zekerheid. De verzekeringspijler wordt gefinancierd via een bijdragebetaling, aangevuld met algemene middelen (onder de vorm van alternatieve financiering). De middelen zijn gecollectiviseerd op basis van interpersoonlijke solidariteit. De bijdragebetaling kan objectief verschillend zijn in functie van de professionele activiteit met op termijn, omwille van de dunner wordende grens, een uniform (globaal) bijdragesysteem en één globaal beheer.
De middelen die toekomen aan de alternatieve financiering passen we aan veranderde omgevingsfactoren aan. We trekken het principe van de ‘vervuiler betaalt’ door. Verborgen milieu- en gezondheidskosten moeten worden geïnternaliseerd. Dat is onze planeet verantwoord en duurzaam beheren. Zo moeten de inkomsten uit ecofinanciering, uit consumptie, uit vermogen en van vermogens een groter deel uitmaken van de algemene middelen, inclusief de kosten voor biomonitoring van chemische of fysische contaminanten bij de bevolking.
Ook ‘vervennootschappelijking’ beïnvloedt de financiering. Als christendemocraten willen we ondernemers alle kansen geven. We willen vennootschapsvorming niet afremmen, maar stellen wel vast dat vennootschapsvorming vaker wordt gebruikt door zelfstandigen met een hoger omzetcijfer. Dat zet druk op de solidariteit waarbij de kleine(re) zelfstandigen het meest solidair zijn. Het risico bestaat dat de druk op arbeid (opnieuw) toeneemt en deze opnieuw duurder wordt. Exact wat we wilden tegengaan door de ‘tax shift’. We pleiten voor een correcte bijdrage van vennootschappen.
In het nieuwe model van sociale bescherming zal voor de financiering in ruimere mate worden geput uit de algemene middelen. We behouden het gedeelde beheer van de sociale zekerheid door overheid, sociale partners en middenveld, wat voor stabiliteit moet zorgen.
Een robuuste en performante wettelijke sociale bescherming is onze prioriteit. Zij moet de basisbescherming bieden. Aanvullende privéverzekeringen (in de pensioen- en gezondheidssector) moeten complementair blijven aan de wettelijke bescherming en die in geen geval, voor welke doelgroep dan ook, vervangen. Dat zou het solidariteitsprincipe ondergraven.
De economische en demografische veranderingen zetten druk op het aandeel van de sociale zekerheid in het overheidsbeslag. De sociale partners en de overheid moeten, als beheerders van de sociale zekerheid, op hun verantwoordelijkheid gewezen worden om inkomsten te genereren en uitgaven te drukken.
‘Targeting’: progressief universalisme & inkomensgerelateerdheid
Voor sommige groepen zijn de uitkeringen ontoereikend. Gevolg: armoede. Als christendemocraten hebben we bijzondere aandacht voor deze kwetsbare groepen. Onze visie is immers gestoeld op het progressief universalisme. We voeren een algemeen beleid met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen met specifieke noden.
Het is van belang dat sociale noden worden gelenigd en dat sociale rechten dus ook kunnen worden geclaimd en afgedwongen. Sommige mensen vinden om allerlei redenen (onrealistische voorwaarden, complexe wetgeving, administratieve formaliteiten) niet de weg naar hun sociale rechten. We spreken van de ‘niet-opname van rechten’ (‘non take-up of benefits’).
Om deze niet-opname tegen te gaan, streven we naar maximale vereenvoudiging van regelgeving en administratie. We waken erover dat bestaande sociale rechten niet verloren gaan. We zetten maximaal in op automatische toekenning van rechten, zonder afbouw van individuele begeleiding op maat. We hangen daarbij het ‘slechts eenmaal-principe’ (‘only once’) aan waarbij (financiële) gegevens van de rechtszoekende eenmalig, met respect voor de privacy, worden opgevraagd en bewaard met het oog op het gebruik ervan door de verschillende bevoegde instanties. De automatische rechtentoekenning is o.m. afhankelijk van de beschikbaarheid van databanken. In een overgangsfase kunnen rechten dan semiautomatisch worden toegekend. De burger zal zelf nog een handeling moeten stellen, maar de overheid bouwt proactief een dossier op. Ook de niet-opname van rechten uit het verleden moet, waar mogelijk, worden onderzocht.
Een systeem van sociale verbeteringen moet eenvoudig, rechtvaardig en doelmatig zijn en moet voldoende herverdelend werken. Een systeem is doelmatig en rechtvaardig als het democratisch is en niet te veel vernauwd wordt tot een (te) kleine groep gerechtigden. Er is nood aan een beperkt aantal sociale verbeteringen die goed werken en voldoende bereik hebben in plaats van een groot aantal met een beperkt bereik. Het bereik wordt mede bepaald door het gezinsbegrip, het inkomensbegrip en de inkomensgrens(zen).
Met uitzondering van handicap of chronische ziekte, kiezen we ervoor de toegang tot sociale rechten in beginsel los te koppelen van het statuut en te vervangen door (een) bepaalde inkomensgrens(zen). Een verandering van statuut betekent dan niet onmiddellijk het verlies van een sociaal voordeel. Omwille van de begrijpbaarheid voor de burger willen we meer uniformiteit, zowel voor het inkomensbegrip (wat verstaan we onder inkomen?) als voor de inkomensgrenzen. Sociale voordelen moeten voldoende activerend zijn. Dat is namelijk nefast voor het arbeidsmarktbeleid. We wijzen daarom elke absolute inkomensgrens van de hand. De toeslagbedragen worden, a rato van het inkomen, stapsgewijs afgebouwd (zogenaamd ‘taperingsysteem’). Zo’n systeem is herverdelend van rijke naar arme gezinnen.
Voor personen met een handicap, een zorgnood of voor chronisch zieken behouden we de koppeling met het statuut. Eens verworven, blijft het in principe langere of bepaalde tijd verworven. De objectieve kost is hier hoger, wat recht geeft op een hogere tegemoetkoming. Zorggerelateerde uitkeringen koppelen we aan de zorgnoden en -zwaarte. Niet aan zorgzwaarte gekoppelde tegemoetkomingen moeten via inkomensgrenzen worden verrekend. Dat gebeurt ongeacht de leeftijd.
Territorialiteit
Onze sociale zekerheid ontstond in een periode dat landsgrenzen nog absoluut waren. Sociale bijdragen werden betaald door Belgische arbeidskrachten die een uitkering genoten wanneer ze met een sociaal risico werden geconfronteerd. Later maakten we kennis met migratiestromen, zowel vanuit de EU na het openstellen van de binnengrenzen, als vanuit derde landen.
Het EU-burgerschap geeft mensen het recht zich vrij te verplaatsen binnen de Unie en zich te vestigen met het oog op studies en arbeid. Zo kunnen werknemers, zelfstandigen (en hun familieleden) en andere niet-economisch actieven (met eventuele familieleden) zich elders vestigen. We erkennen de positieve invloed van het vrij verkeer op de intra-Europese (arbeids)mobiliteit. Migrerende werknemers moeten op dezelfde manier worden behandeld als nationale werknemers wat betreft verloning, werkgelegenheid en andere arbeidsvoorwaarden.
De verschillende lidstaten zijn in beginsel vrij een eigen socialezekerheidsstelsel uit te bouwen en daarbij de voorwaarden voor de toegang tot sociale uitkeringen te bepalen. Opdat werknemers en zelfstandigen niet gehinderd worden bij de uitoefening van hun recht op vrij verkeer door onderling conflicterende socialezekerheidsstelsels, wordt voorzien in een coördinatie van interne rechtsstelsels. Ze duiden de bevoegde socialezekerheidsstaat aan en beschermen de opgebouwde en in opbouw zijnde rechten.
Het vrij verkeer heeft ook een keerzijde die het solidariteitsmechanisme in de sociale zekerheid onder druk zet. Frauduleuze constructies opzetten kan de kosten van arbeidskrachten sterk drukken en werknemers blootstellen aan penibele arbeidsvoorwaarden. Zelfstandigen kunnen hun vestigingsplaats kiezen daar waar de sociale bijdragen het laagst zijn (‘forum shopping’). Bovendien is een deel zelfstandigen die zich naar België detacheren in de realiteit schijnzelfstandige. Zij veroorzaken een concurrentiestoring aangezien ze, door de lagere sociale bijdragen, minder kosten dan werknemers. Fictief zelfstandige werkkrachten vestigen zich met als enige doel een permanent verblijf in België te bekomen. Ze bouwen geen professionele activiteit uit, maar genieten wel van de sociale bescherming.
De bestrijding van die sociale fraude moet een prioriteit zijn zowel op nationaal, Europees als op internationaal vlak. Omwille van het loyauteitsprincipe moet de lidstaat van ontvangst de verklaring van bijdragebetaling van de lidstaat van herkomst respecteren. Lidstaten worden ook geconfronteerd met niet-economisch actieven, van wie de inkomstenbron niet altijd gekend is, die beroep willen doen op sociale bescherming. De sociale bescherming komt onder druk te staan. Europese wetgeving en rechtspraak aanvaarden dat lidstaten bijstand mogen weigeren aan degenen die een onredelijke belasting vormen voor het sociaal stelsel.
Als christendemocraten erkennen we het recht op vrij verkeer. Het is echter niet absoluut. We verwachten een correct gebruik ervan door economisch actieven en voldoende eigen bestaansmiddelen van niet-economisch actieven. Fraudebestrijding is een prioriteit om concurrentievervalsing en afbreuk van het solidariteitsmechanisme tegen te gaan.
Ook niet-EU-onderdanen vinden om verschillende redenen hun weg naar België. Van zodra een derdelander een officieel statuut (bv. in het kader van gezinshereniging of een asielaanvraag) toegekend krijgt, heeft hij in beginsel toegang tot bepaalde sociale rechten in België. Een mens is een mens. We maken geen opdeling in categorieën. In de verzekeringslogica is de bijdragebetaling een objectief argument voor het verwerven van rechten. Wel moet geëvalueerd worden of de bestaande regeling m.b.t. het in aanmerking nemen van het buitenlandse arbeidsverleden, het systeem niet te veel onder druk zet. In de universele pijler bepaalt het statuut van ingezetene de opening van het recht. ‘Nieuwe’ ingezetenen hebben dan ook dezelfde rechten als ‘oude’ ingezetenen.
Gezinsdimensie 2.0
Onze sociale zekerheid en fiscaliteit zijn sterk afhankelijk van gezinssamenstelling. Bestaanszekerheid bieden, is de belangrijkste doelstelling. Het staat vast dat iemand met personen ten laste meer behoeften heeft dan wie alleen leeft. Wie alleen leeft, heeft op zijn beurt meer behoeften dan wie kan terugvallen op het inkomen van anderen. Gezinsselectiviteit komt daaraan tegemoet. Afgeleide rechten ontstaan op basis van verwantschap of een bepaalde samenlevingsvorm.
Het gezin anno 21ste eeuw is helemaal anders dan bij het ontstaan van de sociale bescherming. Het was de periode van duurzame huwelijksverbanden en de mannelijke kostwinner, wat solidariseren en afgeleide rechten noodzakelijk maakte. In een tweeverdienersmodel en een vluchtiger gezinsverloop worden afgeleide rechten in vraag gesteld en worden we geconfronteerd met zeer complexe vraagstukken, zoals de spanning tussen solidariteit en verzekering, economische zelfstandigheid en adequate sociale bescherming en de spanning tussen individuele en relationele keuzes.
De ‘splitting’ van rechten vangt de opbouw van pensioenrechten op. Dit door te wijzen op de gedeelde verantwoordelijkheid van partners. In diezelfde universele basisbescherming zouden kinderen bijvoorbeeld een universeel en individueel recht op terugbetaling van geneeskundige verzorging kunnen genieten. Zeker met het oog op de omschakeling van afgeleide rechten naar versterkte individuele pensioenrechten, is het belangrijk dat deze omschakeling voor iedereen op een haalbare en rechtvaardige manier verloopt.
De verrekening van de gezinslast is een opdracht van de sociale zekerheid en de fiscaliteit. Als we kiezen om de gezinslast te verrekenen, moeten we dat doelgericht doen. We kiezen ervoor die gezinnen te ondersteunen en te versterken die een duurzame relatie (ongeacht de juridische vorm) vormen van een of meer volwassenen en die verantwoordelijkheid dragen voor verzorging en opvoeding van een of meer kinderen en/of volwassenen. Daarbij wordt uitdrukkelijk gekozen voor gezinnen, ook eenoudergezinnen, die opvoedings- en verzorgingstaken opnemen voor personen die afhankelijk van hen zijn. Wanneer verschillende inkomens in een gezin gecombineerd worden, mag voor personen met een handicap of een chronische ziekte die samenwonen voor de aan zorgzwaarte gekoppelde kosten geen rekening worden gehouden met de bestaansmiddelen van degenen die met de aanvrager samenwonen.
Het is belangrijk de gelijkheid tussen verschillende gezinsvormen te bevorderen en tevens meer aandacht te hebben voor alleenstaanden. Alleenstaanden hebben vaak het gevoel dat het beleid hen onevenredig hard treft of te weinig rekening houdt met de vaak precaire situatie van alleenstaanden. De overheid moet in al haar beleidsdomeinen ook een 'alleenstaandenreflex' ontwikkelen. Deze reflex moet ertoe leiden dat in beleidsbeslissingen deze groep niet wordt vergeten of afgestraft omwille van hun familiale situatie. Maatregelen die alleenstaanden onevenredig treffen, moeten worden geëvalueerd en desgevallend bijgestuurd. Werkelijk alleenstaanden en eenoudergezinnen (onder wie veel vrouwen) moeten alleen heel wat kosten dragen die koppels en andere samenwonenden kunnen delen. De personenbelasting moet met dit verschil in draagkracht rekening houden, zonder eenzijdig gehuwden te treffen. Ook andere discriminaties moeten worden weggewerkt. Het is niet aanvaardbaar dat gezinnen, louter omdat ze gehuwd zijn, meer belastingen moeten betalen dan feitelijk samenwonende koppels.
We streven naar een meer eenvoudige fiscaliteit. Uitzonderingsregimes willen we inperken. Binnen deze hervorming versterken we de ondersteuning voor gezinnen met kinderen.
We hebben oog voor de reeds verworven rechten. Redelijke overgangstermijnen zijn vanzelfsprekend.
CD&V wil de haalbaarheid van een permanente, interfederale monitoring van de al dan niet beoogde effecten van sociale en fiscale maatregelen op de sociaal-economische positie van personen en gezinnen onderzoeken.