Het familiaal landbouwmodel staat onder druk als kostwinning voor het gezin. Oorzaken van de lage marges zijn concentratie bij aankoopcentrales in de voedingsketen, de zwakke positie van individuele bedrijven en concurrentie met regio’s met lagere eisen inzake kwaliteit of milieu. Landbouwprijzen zijn door de globalisering minder stabiel geworden en klimaatproblemen kunnen dat effect vergroten. Daarbovenop komt nog de ruimtelijke druk. Bij ruimtelijke bestemmingswijzigingen verliest meestal de landbouw areaal. De dagelijkse vleesconsumptie, icoon van de welvaartsontwikkeling in de 20ste eeuw, komt onder vuur te liggen omwille van broeikasgasemissies, dierenrechten of effecten op volksgezondheid.
Vlaanderen heeft een goed klimaat, een logistiek gunstige ligging, ondernemende landbouwers en veel kennis en onderzoek. Het blijft een ideaal gebied voor landbouw en voedingsindustrie. Er is dus een goede reden om de Vlaamse agro-voedingssector een sterke positie in de internationale markt te laten behouden. De positieve evolutie naar meer duurzaamheid moet zichtbaar gemaakt worden. Samenwerking en een ketenoverspannende aanpak is daarbij cruciaal. De Vlaamse landbouw staat wereldwijd immers het verst inzake emissiebeheersing.
Schaalvergroting is geen doel, maar een middel voor een volwaardig gezinsinkomen. Het is een normale evolutie, omwille van kostenefficiëntie en om aan de toenemende eisen inzake milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn te voldoen. We willen geen schaalgrootte waarbij de band tussen werk en gezin verloren gaat of investeringen met een te hoog risico en een te zware hypotheek. Landbouwbedrijven moeten overneembaar blijven voor de volgende generatie. Publieke aanvaardbaarheid speelt een rol (bv. landschappelijk beeld en concentratie van hinder op één plaats). Er zijn ook andere oriëntaties dan schaalvergroting, zoals verbreding, nichespecialisatie en biologische landbouw. Al die keuzes zijn voor ons evenwaardige bedrijfsoriëntaties.
Vlees en afgeleiden zijn sterke exportproducten, o.a. omdat we een ideale regio zijn voor efficiënte veeteelt (klimatologisch, graslanden, logistieke nabijheid). De veestapel van bovenaf om principiële redenen afbouwen, is niet de weg wie we verkiezen, onder meer uit respect voor de ondernemingszin. We moeten wel Europese milieukwaliteitsnormen voor water, bodem en lucht halen. Daarvoor zijn bijkomende maatregelen nodig, rekening houdend met de technische en economische haalbaarheid, en waarbij een gelijk speelveld in Europa wordt bewaakt.
Intensieve productiemethoden hebben de hoogste opbrengst per hectare en leggen het minst ruimtebeslag in vergelijking met organische of extensieve landbouw. Ze hebben per kilogram eindproduct de laagste emissies. Verder moeten ze externe milieueffecten binnen de perken houden (nutriëntenverlies, bestrijdingsmiddelen) en er mee voor zorgen dat natuurdoelen behaald worden. Wie rekening kan houden met die omgevingsbalans (bv. ook waar gras en maïs ideaal groeien) zorgt voor opbrengst op een duurzame manier.
Genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) zijn een logische vervolgontwikkeling van veredeling. Met genetische wijzigingen kunnen versneld variëteiten van gewassen aangepast worden aan onze klimaatomstandigheden. Die technologie heeft voor vaccins en enzymen al veel voordelen gebracht. Zo kan ze het pesticidegebruik en voedselverlies fors terugdringen. Desalniettemin moeten we waakzaam blijven. De randvoorwaarden om potentiële genetische vervuiling naar de omgeving te vermijden (opvolging en monitoring) moeten strikt beheerst worden. We willen geen monopolistische marktcontrole via de rechten van ggo-zaden, zowel in Europa als daarbuiten, die individuele landbouwbedrijven volledig afhankelijk zou maken. Dit kan door het kwekersrecht expliciet te vrijwaren.
Versterking positie
Familiale landbouwbedrijven kunnen hun positie versterken door krachten te bundelen in coöperaties, branche- of producentenorganisaties. Daarin maken ze afspraken over specialisaties, productievolumes, risicospreiding, gezamenlijke marketing en samenwerking met de verwerkende sector. De krachtenbundeling moet mikken op een schaal die relevante invloed kan hebben op de markt, zonder monopolist te worden of prijsafspraken te maken. Een schaal die terug evenwicht brengt tussen de partners in de hedendaagse voedingsketen.
Ketenoverleg moet geloofwaardig de winstmarges voor alle spelers in de voedselketen bewaken. Institutionele samenwerking tussen spelers in de keten moet zorgen voor een duurzame en correcte waardeverdeling o.a. door een gedragscode. Uitwisseling van informatie in de keten stemt de productie beter af op de vraag. Kennis vergaart men ook samen met onderzoeksinstellingen. Ook voor de verdere bestrijding van voedselverspilling moeten samenwerkingsverbanden tussen producenten, verdelers en sociale instanties als voedselbanken, sociale restaurants, etc. bevorderd worden.
De overheid moet zorgen voor een kader, voor randvoorwaarden, voor bewegingsruimte en voor een eerlijk speelveld. Via instrumenten van het landbouwbeleid (interventie prijsniveau, verzekering risico, exportkrediet) zorgt ze voor meer economische veerkracht. Ondersteuning moet zich richten op innovatie, specialisatie en diversificatie naar eindproducten met meerwaarde.
We streven naar een inkomenstabiliteitsmechanisme ter mildering van prijsvolaliteiten, maar dan op Europese schaal. Een sectorspecifieke aanpak op Vlaams niveau werkt niet, want die heeft te weinig invloed op de markt. Meer langetermijncontracten moeten inkomenszekerheid garanderen voor de landbouwer. Een eigen verzekeringsmechanisme tegen extreem weer, aanvullend op het hervormde landbouwrampenfonds is ook nodig. Een sterker prijzenobservatorium moet rekening houden met de productiekost en -marges op lange termijn.
Emissiereducerende technieken moeten sneller erkend worden. Het is belangrijk dat opgelegde maatregelen technisch en economisch haalbaar zijn, conform het ‘best beschikbare techniek’-principe. Een wetgevend kader om meer hergebruik van ‘grijs’ water toe te laten voor bijvoorbeeld irrigatie willen we uitwerken. Wij zijn voorstander van het herinvoeren van dierlijke eiwitten in veevoeding als dit op een wetenschappelijk onderbouwde en gecontroleerde manier kan gebeuren.
Verhoogde efficiëntie van precisielandbouw en ‘slimme landbouw’ (‘smart farming’) hebben het potentieel om de wereldwijde voedselproductie nog substantieel te doen stijgen zonder verdere milieubelasting. Elk type landbouwbedrijf kan met een goed bedrijfsmanagement de input (grondstoffen) en de output (producten) zoveel mogelijk op elkaar afstemmen en het verlies van waardevolle nutriënten naar de omgeving (bodem en lucht) beperken. Bedrijven streven naar maatwerk, op niveau van gewas en dier. Het wettelijk kader zal bijgevolg nog meer de omschakeling moeten maken naar bedrijfsspecifieke cijfers.