Een citaat van klokkenluider Edward Snowden: “Een kind dat vandaag geboren wordt, zal opgroeien met geen enkele notie van persoonlijke levenssfeer. Het kind zal nooit weten wat het betekent een moment voor zichzelf te hebben.”
Klassieke privacy staat onder druk. Technologische evoluties zoals internet, mobiele telefonie, socialenetwerksites en allerhande apps zorgen ervoor dat mensen veel gegevens vlotter ter beschikking stellen en dat die gegevens makkelijker toegankelijk zijn of gekraakt kunnen worden indien ze niet goed beveiligd zijn. Daarnaast kunnen uiteenlopende gegevens, bv. uit databanken, met elkaar verbonden worden en kan een vertekend beeld ontstaan. Het gevolg is dat grote hoeveelheden diverse gegevens, ‘big data’, over personen verzameld en/of opgeslagen worden. Eenmaal gegevens bewaard worden, is er altijd een kans dat ze verkeerd gebruikt worden. Heel wat moderne technologieën doen beroep op gedragsdetectie en -registratie. Dit stelt de eindgebruiker of organisatie in staat om een perfecte profielschets van de klant of een individu te maken. Warenhuizen, telecomoperatoren, energieleveranciers... kunnen dergelijke technieken aanwenden.
Globalisering leidt ertoe dat persoonlijke gegevens vlot wereldwijd verspreid kunnen worden. Bescherming door de eigen staat volstaat niet meer. Andere landen en multinationals opereren over de landsgrenzen heen. Daarom willen we het belang van het bestaande EU-kader inzake privacybescherming benadrukken en geloven we dat op termijn een globaal wetgevend kader nodig zal zijn. Privacy moet een aandachtspunt zijn in het afsluiten van internationale verdragen.
Veiligheid staat opnieuw hoog op de politieke agenda. De dreiging van het internationaal terrorisme heeft als gevolg dat onze privacy door allerhande beschermingsmaatregelen onder druk is komen te staan. In sommige welomlijnde en gemotiveerde gevallen moeten we aanvaarden dat, in naam van de openbare veiligheid en dus het algemeen belang, privacy moet wijken.
In tegenstelling tot het massatoezicht, dat een buitenmatige aantasting van de privacy inhoudt, moet een gerichte toegang in gepreciseerde strafrechtelijke onderzoeken tot de communicatiegegevens mogelijk zijn, met passende controles die afgestemd zijn op het gevoelige karakter van de verschillende gegevens. De toegang tot die gegevens is van cruciaal belang voor de onderzoeken en voor de bescherming van de burger. Steeds meer misdrijven worden immers exclusief of voornamelijk begaan of voorbereid via elektronische weg. De verplichtingen inzake samenwerking met de Belgische justitie in dat verband moeten niet alleen gelden voor de 'klassieke' operatoren, maar ook voor de aanbieders van internetdiensten (WhatsApp, Google, Microsoft, Facebook, Twitter, etc.) die aanwezig zijn op het Belgisch grondgebied, ook al zijn hun officiële zetel of de gegevens buiten het Belgisch grondgebied gesitueerd.
Ten slotte stelt de houding van burgers ons voor een uitdaging. Er is veel onwetendheid, maar ook onverschilligheid, over de mogelijke inperking van het recht op bescherming van onze eigen gegevens. Een oorzaak is dat privacy als waarde niet zo diepgeworteld is bij de bevolking als we zouden kunnen denken. De burger beseft pas wat het belang ervan is wanneer er een reële bedreiging is (bv. bij huisvredebreuk). Het is belangrijk dat burgers weten welke gegevens over hen circuleren, wie ze bezit, wat ermee gebeurt en wat mogelijke consequenties op lange termijn zijn. Ze moeten ook zelf verantwoordelijkheid nemen om de eigen privacy en die van anderen te beschermen en beseffen dat privacy nooit absoluut is.