De inlichtingen- en veiligheidsdiensten en justitie moeten adequaat kunnen inspelen op nieuwe fenomenen en zich op efficiënte en effectieve wijze organiseren. Zij moeten daarbij duidelijke prioriteiten stellen. De inzet van mensen en middelen willen we periodiek en grondig evalueren en, indien nodig, bijsturen, ten gunste van efficiëntie en effectiviteit.
We willen voldoende middelen voor onze politie- en veiligheidsdiensten, maar de financiële en personele middelen zijn niet onbeperkt. In het bijzonder streven we naar een beter evenwicht tussen middelen voor personeel en investeringen, o.a. om beter te kunnen inspelen op nieuwe vormen van criminaliteit. Zo moeten politiediensten voor de aanpak van cybercriminaliteit aangepaste onderzoeksmethodes en -middelen ter beschikking hebben en moeten de mogelijkheden van internet en ICT in het kader van veiligheidshandhaving en opsporing optimaal worden gebruikt, met respect voor fundamentele rechtsregels. Internetpatrouilles worden, net als in onze buurlanden, mogelijk gemaakt en justitiediensten krijgen zonder vergoeding toegang tot datanetwerken.
Waar dit een meerwaarde is, kan regelmatige evaluatie van inlichtingen- en veiligheidsdiensten leiden tot schaalvergroting van een aantal diensten. In het bijzonder voor politiezones kan lokaal onderzocht worden of een schaalvergroting nuttig is, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de efficiëntie van de organisatie, voor de aanrijdtijden, voor professionaliseringswinsten en nabijheid. Het kan immers niet de bedoeling zijn in te boeten op nabijheid van lokale politiediensten. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten we de huidige zes politiezones onverwijld samenvoegen tot één politiezone.
De diensten van justitie moeten eveneens over voldoende middelen beschikken. Maar ook de rechterlijke orde moet professioneel de beperkte beschikbare middelen effectief en efficiënt inzetten.
Ons politiekorps moet een betere afspiegeling van de bevolking zijn. Dit is vooral in onze (groot)steden nog een werkpunt. We zijn daarom voorstander van een aantal maatregelen: lokale besturen die zelf toelating krijgen om agenten te rekruteren, een diversiteitscharter, campagnes om jongeren van buitenlandse afkomst te overtuigen om te kiezen voor de politie, enzovoort. Het personeel van de lokale politie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet, conform de wet, individueel tweetalig zijn. Dit is essentieel en moet behouden blijven. Maar de realiteit is dat heel wat kandidaat-agenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onvoldoende tweetalig Nederlands-Frans zijn. Daarom stellen we voor om ook taalvakken te organiseren tijdens de politieopleiding.
Bestuurlijke handhaving door overheden en diensten, o.a. in het kader van vergunningenbeleid, willen we versterken, zodat (lokale) problemen efficiënt kunnen worden voorkomen of aangepakt. Liefst voor het tot strafrechtelijke inbreuken komt. De bestuurlijke handhaving dient dus zowel preventieve als repressieve doeleinden, maar mag niet leiden tot een verschuiving van bevoegdheden inzake opsporing en vervolging. Elke dienst zijn eigen rol. De bestuurlijke aanpak en handhaving op het lokale niveau vormt de eerste buffer tegen de (georganiseerde) vormen van criminaliteit, in het bijzonder in grensregio’s waar zich verschuivingseffecten kunnen voordoen. Vanuit zijn bestuurlijke opdracht zijn de burgemeester en het lokale bestuur de eerste preventieactoren tegen bedreigingen van criminele organisaties (drugshandel, mensensmokkel en sociale uitbuiting, huisjesmelkerij, geweldscriminaliteit zoals afpersing en afrekeningen, enz.).
Lokale bestuurlijke overheden stellen administratieve rechtshandelingen (zoals weigeren of intrekken van vergunningen of opleggen van bepaalde voorwaarden aan de vergunde activiteit) waarmee ze criminele organisaties of actoren vroegtijdig kunnen verstoren en verhinderen om zich te vestigen. Ze ontnemen criminele organisaties de door hen gewenste lokale voedingsbodem. Op heden zijn administratieve overheden echter onvoldoende in staat om de integriteit van de aanvrager en het risico op misbruik van de gevraagde rechtshandeling voor criminele doeleinden te beoordelen. Een dergelijke screening kan ook moeilijk op het niveau van de administratieve overheid zelf autonoom worden ingevuld. Naar het Nederlandse voorbeeld van de ‘wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’ (BIBOB), moet bij Justitie een onafhankelijke overheidsinstantie worden opgericht die de bestuurlijke overheden daarin ondersteunt. Deze (intermediaire) instantie moet toegang krijgen tot persoonsgegevens uit openbare registers, justitiële en politionele databanken (zoals bijvoorbeeld het centraal strafregister), fiscale databanken, enz. en op basis daarvan een voorafgaande check kunnen uitvoeren van de aanvrager zijn criminele en fiscale gegevens en waar nodig een negatief advies verlenen. Gelet op de mogelijke inperking van de objectieve rechten en vrijheden van het individu op basis van deze adviesverlening, moet een dergelijke screeningsautoriteit bij justitie worden opgericht, onder leiding en toezicht van een lid van de rechterlijke orde.
Om de bestuurlijke handhaving te optimaliseren dienen er, ook naar het Nederlandse voorbeeld, op regionaal en federaal niveau informatie- en expertisecentra worden opgericht die de lokale autoriteiten kunnen bijstaan en informeren aangaande de bestuurlijke handhavingsmogelijkheden.
Tenslotte is er ook nood aan meer samenhang tussen de bestuurlijke handhaving en de gerechtelijke aanpak in de strijd tegen de ‘ondermijnende criminaliteit’. In bepaalde arrondissementen organiseert het parket, in samenwerking met politie, sociale, economische, fiscale en andere inspectiediensten en overheden, nu reeds gezamenlijke acties die resulteren in talrijke interventies en onderzoeken, inbeslagnames van criminele gelden en administratieve maatregelen tot intrekking van vergunningen, sluitingen van handels- of horecazaken, enz. Deze aanpak moet worden uitgebreid en versterkt in overleg met alle betrokken actoren, terwijl de eventuele wettelijke belemmeringen die de samenwerking tussen de diensten in het kader van deze taskforces verhinderen, moeten worden weggewerkt.
Daarnaast moet de overheid zoeken naar samenwerking met andere partners. Zoals aangegeven, kan de overheid beroep doen op de medewerking van burgers en private partners. De overheid moet wel consequent zijn. Zo moeten niet alle taken die door de politie worden uitgevoerd als een gratis dienst worden beschouwd, met als enige alternatief een privatisering van de taak. Wanneer de overheid bepaalde taken overdraagt aan private veiligheidsdiensten, moet de uitoefening ervan altijd onder de supervisie van de politie staan. Hetzelfde geldt voor samenwerkingsverbanden met burgers. In elk geval is het monopolie op dwang en geweld voorbehouden aan de overheid.
Tot slot spelen ook de gezondheids- en welzijnsdiensten en andere socio-preventieve actoren een belangrijke rol in de keten, zowel in de preventie als bij de opvolging van slachtoffers en daders. Ook zij moeten voldoende middelen hebben om een toegankelijk en performant aanbod te creëren.