Meer dan ooit staan we met z’n allen in de file. Ons openbaar vervoer is niet zo goed georganiseerd als we zouden willen. Kortom, we verliezen kostbare tijd met inefficiënte verplaatsingen. Tijd die we liever spenderen aan gezin, familie en vrienden, ontspanning en werk. Tegelijk heeft ons verplaatsingsgedrag een belangrijke negatieve weerslag op onze leefomgeving zowel wat kwaliteit van lucht als van open ruimte betreft. We willen evolueren naar efficiënte en duurzame verplaatsingen zodat onze levenskwaliteit verbetert, ons leefmilieu gevrijwaard wordt en onze openbare ruimte teruggewonnen. Efficiënte en duurzame verplaatsingen komen ook onze bedrijven ten goede. De economische rendabiliteit wordt verhoogd door tijdige levering van grondstoffen en producten en een lager stressniveau bij werknemers. Daarnaast moeten we er kunnen op vertrouwen dat onze kinderen en kleinkinderen, ouders en grootouders en mensen met een beperkte mobiliteit, veilig de baan op kunnen.
Wij introduceerden vijftien jaar geleden het STOP-principe: eerst Stappers en Trappers, vervolgens Openbaar vervoer en pas in laatste instantie gemotoriseerd Persoonlijk vervoer. Later voegden we daar de DRIVE-toets aan toe: een pleidooi voor een Duurzaam, Respectvol, Intelligent, Veilig en Evenwichtig mobiliteitsgedrag. We pleiten voor rationeel autogebruik. Een principe dat we in de praktijk willen realiseren via het mobiliteitsbudget als alternatief voor de subsidiëring van salariswagens en via slim rekeningrijden waarbij we de externe kosten van onze automobiliteit verrekenen in de prijs. Duurzaamheid vertaalt zich voor ons ook in de bevordering van goederenvervoer via water en spoor en in verduurzaming van de ‘eerste’ en de ‘laatste’ kilometer (‘first’ en ‘last mile’), zowel voor personenvervoer als in stedelijke omgeving voor goederenvervoer. We zetten in op betaalbaar en toegankelijk openbaar vervoer, ingeschakeld in ketenmobiliteit. Tot slot blijven we benadrukken dat weggebruikers maximaal beschermd moeten worden en geloven we dat de overheid kordaat moet handelen, onder andere via een rijbewijs met punten.
Vlaanderen en Brussel slibben dicht. Twee op drie verplaatsingen maakt de Vlaming met zijn auto. Brussel en Antwerpen zijn de Europese filehoofdsteden. De totale kostprijs aan verliesuren in de file loopt op drukke dagen op tot bijna drie miljoen euro. We responsabiliseren bedrijven en grote verkeersgeneratoren om aandacht te hebben voor een duurzame mobiliteitsinvulling. De overheid moet bedrijven ook stimuleren om samen te werken voor de organisatie van personeelsvervoer, bijvoorbeeld door het gezamenlijk organiseren van shuttlediensten naar een station of een ander knooppunt van openbaar vervoer.
Mensen zijn op zoek naar meer ‘quality time’. De tijd die we verliezen aan verplaatsingen, strookt hier niet mee. Mensen hechten meer belang aan hun leefomgeving. Dat uit zich in een vraag naar kwaliteitsvolle buurten (‘quality neighbourhoods’) met voldoende, kwaliteitsvolle open ruimte waar mensen op een aangename manier kunnen samenleven en propere lucht inademen.
Het openbaar vervoer zoals het vandaag georganiseerd is, heeft onvoldoende bijgedragen tot de noodzakelijke omslag naar duurzame vervoersmodi ('modal shift'). Het openbaar vervoer zal in de toekomst op een efficiëntere manier georganiseerd moeten worden om een volwaardig alternatief te zijn in een toekomstgerichte mobiliteitsmix. We maken werk van een fijnmazig vervoersaanbod.
De techniek staat niet stil. Alternatieve brandstoffen, slimme voertuigen, slimme wegen en de inzet van ‘big data’ bieden kansen voor onze mobiliteit, zowel op het vlak van doorstroming en duurzaamheid als op dat van veiligheid. De kers op de taart zal de zelfrijdende auto zijn. De komende tien jaar zullen de eerste zelfrijdende auto’s op onze wegen verschijnen. Tegen 2040 wordt verwacht dat 75% van de wagens zelfrijdend zal zijn. Deze technologische (r)evolutie zal onze mobiliteit en onze samenleving danig veranderen.