Solidariteit is de hoeksteen van de samenleving. Informele solidariteit kan vorm krijgen binnen het gezin en de familie, alsook in een breder sociaal netwerk. Het gezin, in al zijn vormen en samenstellingen, en de familie zijn de fundamenten van de samenleving. Een leven lang zijn we ‘kind van’ en ‘ouder van’. Het gezin is onvervangbaar. Het gezin creëert verbondenheid. De gezinsomgeving is de voedingsbodem waar kinderen zich volledig en harmonisch kunnen ontplooien en ontwikkelen, de plaats waar eenieder zichzelf kan zijn en (op het eigen tempo) groeien, de plaats waar kwetsbaarheid mag worden getoond.
Het vormen van duurzame relaties moedigen we als christendemocraten aan, maar we hebben ook aandacht voor de grote(r) (wordende) en diverse groep alleenstaanden (met of zonder kinderen) in onze samenleving.
Het gezin en de familie zijn sinds lang een brandpunt in de zorg om solidariteit. We ondersteunen elkaar en helpen elkaar een aanvaardbaar levensniveau te bereiken. Informele solidariteit is een natuurlijke en vaak spontane reflex om te zorgen voor wie, binnen de familie, afhankelijk is of wordt. Partners zorgen voor elkaar en keuzes die tijdens een relatie samen worden gemaakt, moeten ook samen worden gedragen. Ouders en kinderen hebben in beginsel een wederzijdse zorgplicht. In bredere zin kunnen we spreken van solidariteit tussen generaties waarbij de ene generatie solidair is met de andere.
Formele, door de overheid georganiseerde, solidariteit is zowel financieel als materieel en kan ook bestaan uit ondersteunende dienst- en hulpverlening. Onze sociale bescherming stimuleert deelname aan de samenleving. Uitkeringen moeten activerend werken en mensen – indien mogelijk – zo snel mogelijk (her)integreren op de arbeidsmarkt. Die sociale bescherming bevat zowel een verzekerings- als een solidariteitselement. We kiezen zoveel als mogelijk voor het verzekeringsprincipe. Dat is gesteund op wederkerigheid, waarbij het recht op prestaties (bij ziekte, werkloosheid, ouderdom) wordt, bekomen op voorwaarde dat men heeft bijgedragen aan het sociaal stelsel.
We zijn er ons van bewust dat solidariteit noodzakelijk is omdat bepaalde risico’s – zoals langdurige werkloosheid – moeilijk te verzekeren zijn omwille van onvoldoende risicospreiding. Verder is niet iedereen in staat (geweest) zijn/haar steentje bij te dragen. Bijvoorbeeld door achtergrond of de loop van het leven. Daarom is solidariteit nodig. In de sociale bijstand wordt een uitkering toegekend waar geen bijdragebetaling tegenover staat. Ondanks de afwezigheid van een bijdragebetaling moeten deze gerechtigden zich wel inschakelen in een activeringsdiscours.
Iedereen heeft recht op solidariteit en sociale bescherming. Voor een christendemocraat is een mens een mens. We maken geen onderscheid tussen A- en B-burgers. Geweld heeft geen plaats in onze samenleving. We bestrijden en bestraffen elke vorm van geweld die afbreuk doet aan gelijkheid: onder meer racistisch geweld, religieus geweld, jobgerelateerd geweld, huiselijk en gendergerelateerd geweld, homofoob en transfoob geweld.
Ongelijkheid kan niet onbeperkt zijn. Inkomens- en vermogensongelijkheid moeten worden beperkt door het systematisch verhogen van kansen van mensen die in moeilijke omstandigheden leven. Het gaat dus zowel om solidariteit tussen generaties als solidariteit binnen generaties (bv. van hoge naar lage inkomens, van gezinnen zonder kinderen naar gezinnen met kinderen).
Ondanks herverdelingseffecten blijft de groep van meest kwetsbaren, voor wie het niet vanzelfsprekend is van eenzelfde bescherming te genieten, bestaan. Voor hen doen we als samenleving een extra inspanning. Het is de taak van de overheid om de meest kwetsbare situaties te detecteren. De armoedetoets moet een efficiënt middel zijn om kansengroepen te includeren. Naast een brede sociale bescherming – bieden sociale verbeteringen en toeslagen voor deze groep een bijkomende sociale bescherming. De verdoken armoede blijft een onderbelicht probleem. Er zijn maatregelen nodig om deze armoede te bestrijden omdat zij nefast is voor de welzijnssituatie in het algemeen en voor de gezondheid in het bijzonder.
Tal van maatschappelijke evoluties hebben de samenleving de voorbije decennia ingrijpend veranderd. Economische globalisering, de transitie naar de kenniseconomie, de vergrijzing en de migratieflux zetten bestaande solidariteitsmechanismen onder druk, waaronder het bestaande stelsel van sociale bescherming en de financiering ervan. De digitalisering creëerde een digitale kloof die op het gebied van informatie en communicatie, in het bijzonder voor ouderen, nefast is en stapsgewijs moet worden weggewerkt. Ook de ingang van het tweeverdienersmodel (en de combinatie van arbeid en gezin- en zorgtaken) en de pluriformiteit van samenlevingsvormen zijn een uitdaging van de 21ste eeuw en vragen om (her)nieuw(d)e antwoorden.