Voor studenten uit het hoger onderwijs wegen de gevolgen van de coronacrisis bijzonder zwaar: online lessen, amper sociaal contact en vooral geen normaal studentenleven. Bovendien zorgt het gebrek aan perspectief voor steeds meer mentale problemen. Vlaams parlementsleden Brecht Warnez en Katrien Schryvers zochten een antwoord op de vele noodkreten van studenten in de media en in hun omgeving. Na een participatief traject met studenten zelf, schuiven ze vandaag in een actieplan vijf concrete acties naar voor om samen met de universiteiten, hogescholen en hun partners de studenten te versterken.

26-11-2020

Met hun actieplan studentenwelzijn willen Vlaams parlementsleden Brecht Warnez en Katrien Schryvers een antwoord bieden op de vele noodkreten rond welzijn bij studenten. In het plan staan studenten centraal: hun zorgen, hun ideeën, hun oplossingen. “Dit actieplan vertrekt vanuit een intensief participatietraject. Na individuele babbels met studenten kozen we er resoluut voor om ‘ZUURSTOF’ (zuurstof.be) in te zetten. Dit is het nieuwe participatieplatform dat CD&V-voorzitter Joachim Coens midden november lanceerde,” legt Brecht Warnez uit. Via het opgezette interactieve studentenplatform konden alle studenten (CD&V-lid of niet) hun zorgen, ideeën of voorstellen kwijt. Aan de hand van thema’s werd online gedebatteerd over hoe  – en hoe toepasselijk kan een naam zijn – studenten meer zuurstof kunnen krijgen in deze coronatijden.

Op basis van de aangebrachte knelpunten op Zuurstof.be werden twee rechtstreekse dialoogmomenten mét studenten georganiseerd. “Eerst werden alle studenten uitgenodigd op een open studentenoverleg. Een tweede overlegmoment beperkte zich tot alle studentenvertegenwoordigers van onze universiteiten en hogescholen. Ondertussen liep het debat op Zuurstof.be verder en mailden, belden of whatsappten ook met verschillende studenten. Elk idee en elke zorg is waardevol,” zo vult Katrien Schryvers aan.

Vijf concrete acties

Van daaruit stelden de parlementsleden een plan op met vijf concrete, realistische en op korte termijn haalbare acties.

 1. Veilige studie- en examenruimtes in alle steden en gemeenten

Er is nood aan een gefaseerde duidelijke toelating tot inrichten van studieruimtes. "We willen een focus op lokale studieplaatsen binnen een duidelijk kader en lokale examenruimtes voor kwetsbare studenten,” zegt Brecht Warnez.

2. Dienst voor studentenvoorzieningen (‘stuvo’) als aanspreekpunt en spreekbuis voor netwerk van organisaties en initiatieven in de stad

Brecht Warnez: “Per stad creëert en versterkt een verbindingsfiguur de netwerken van alle aanbieders van studenteninitiatieven. Nu is het aanbod vaak onbekend, net daarom willen we dat de diensten studentenvoorzieningen instaan voor centrale en brede communicatie.”

3. OCMW’s moeten kennis delen over en samen met de stuvo’s proactief op zoek gaan naar studenten met financiële moeilijkheden

Het is voor studenten moeilijk om hun financiële problemen aan te kaarten. Katrien Schryvers: “Hen een laagdrempelig aanspreekpunt geven, maar ook proactief opsporen zijn prioriteiten. OCMW’s moeten hiervoor samenwerken met de studentenvoorzieningen.

4. Individueel contact tussen studenten mogelijk maken

Veel studenten hebben nood aan gecontroleerde (studenten)omgevingen. “We vragen aan lokale besturen en hoger onderwijsinstellingen om veilige gecontroleerde studentenomgevingen in de buitenlucht te creëren. Studenten leven op kot, er moet keuzemogelijkheid zijn tussen de studentenkotbubbel en de gezinsbubbel,” geeft Warnez aan.

5. Garanderen van een luisterend oor eventueel gevolgd door begeleiding

“We willen buddy’s voorzien en opleiden De peer to peer-support tussen studenten is een ideaal alternatief voor psychologen”, weet Schryvers. Toch moet elke student – naast online zelfhulp – toegang tot de studentpsycholoog hebben. “In elke universiteit en hogeschool moeten voldoende psychologen aanwezig zijn om elke student binnen de twee weken een afspraak te kunnen garanderen. Een basisrecht van vijf consultaties is een minimum,” stelt Katrien Schryvers.

Twee algemene principes

Transversaal lopen door de acties heen twee principes. “We stellen duidelijk dat bij elke stap de eerstejaars – die nauwelijks kennis konden maken met het hoger onderwijs – en de meest kwetsbare studenten onze eerste aandacht verdienen”, stelt Vlaams parlementslid Brecht Warnez. “Verder moet ook elke actie starten met de bedoeling om perspectief te bieden aan studenten. Het zijn de angst en onzekerheid die wegen,” vult Katrien Schryvers aan. “Positieve boodschappen gericht op de toekomst moeten de fundamenten vormen van elk initiatief. Met dit actieplan zetten we hiertoe de eerste stap. We zijn bijzonder trots dat we samen met de studenten tot deze concrete beleidsinitiatieven zijn gekomen. Eén ding is zeker na dit intens overleg met studenten: onze toekomst is verzekerd,” sluiten ze af.

  

Actieplan ‘Zuurstof voor studenten’

Hoe kunnen universiteiten, hogescholen en hun partners studenten sterker maken?

De studenten uit het hoger onderwijs voelen de gevolgen van de coronacrisis. Er zijn veel online lessen, er is weinig sociaal contact en vooral geen normaal studentenleven. Na een participatief traject met studenten schuift CD&V in een actieplan vijf concrete acties naar voren om samen met de universiteiten, hogescholen en hun partners studenten sterker te maken. Samen slaan we er ons doorheen!

Onze studenten staan centraal: hun zorgen zijn onze zorgen. Dit actieplan vertrekt daarom vanuit een intensief participatietraject. Na individuele babbels met studenten kozen we er resoluut voor om ‘Zuurstof.be’, het nieuwe participatieplatform dat de CD&V-voorzitter midden november lanceerde, in te zetten. Via het opgezette interactieve studentenplatform konden alle studenten (CD&V-lid of niet) hun zorgen, ideeën of oplossingen kwijt. Aan de hand van thema’s werd online gedebatteerd over hoe – en hoe toepasselijk kan een naam zijn – studenten meer zuurstof kunnen krijgen in deze coronatijden. Aan de hand van de aangebrachte knelpunten op Zuurstof.be werden twee rechtstreekse dialoogmomenten geïnitieerd. Vooreerst werden alle studenten uitgenodigd op een open studentenoverleg. Een tweede overlegmoment beperkte zich tot alle studentenvertegenwoordigers van onze universiteiten en hogescholen. Ondertussen liep het debat op Zuurstof.be verder, en mailden, belden of whatsappten ook verschillende studenten.

Elk idee en elke zorg zijn waardevol. Van daaruit stellen we in dit plan vijf concrete, realistische en op korte termijn haalbare acties voor:
1. Veilige studie- en examenruimtes in alle steden en gemeenten.
2. Dienst voor studentenvoorziening (‘stuvo’) als aanspreekpunt en spreekbuis voor een netwerk van organisaties en initiatieven binnen de stad.
3. OCMW’s moeten kennis delen over en samen met de stuvo’s proactief op zoek gaan naar studenten met financiële moeilijkheden .
4. Individueel contact tussen studenten mogelijk maken.
5. Garanderen van een luisterend oor eventueel gevolgd door begeleiding.

Transversaal lopen door de acties heen twee principes. We stellen duidelijk dat bij elke stap de eerstejaars – die nauwelijks kennis konden maken met het hoger onderwijs – en de meest kwetsbare studenten onze eerste aandacht verdienen. Verder moet ook elke actie starten met de bedoeling om perspectief te bieden aan studenten. Het zijn de angst en onzekerheid die wegen. Positieve boodschappen gericht op de toekomst moeten de fundamenten vormen van elk initiatief. Met dit actieplan zetten we hiertoe de eerste stap.

Actie 1: Veilige studie- en examenruimtes in alle steden en gemeenten

Een goede studieomgeving is cruciaal voor goede studieresultaten maar ook voor het mentale welzijn van de studenten. Het is de vraag die ook het meest bij de studenten leeft. Het massale gebruik ervan tijdens de eerste golf weerspiegelt ook de noodzaak. Het veilig organiseren is daarbij een gezamenlijke zorg. In het bijzonder vormen de momenten waarop studenten pauze nemen een risico.

De draaiboeken voor het hoger onderwijs geven universiteiten en hogescholen de mogelijkheid om bij code rood (vanaf 1 december) studieplaatsen te voorzien voor een beperkte groep van studenten. De meest kwetsbare studenten zullen hierbij als eerste de kans worden geboden. Voor lokale besturen is het inrichten op dit ogenblik niet mogelijk. In het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 staat vandaag geen kader waarbinnen samen studeren kan en verplicht het lokale besturen hun socio-culturele infrastructuur (met uitzondering van de bibliotheek) te sluiten. In navolging kunnen lokale besturen er ook geen examenruimtes toewijzen.

De grote vraag vanuit de studenten – maar ook bij leerlingen uit het secundair onderwijs – zetten de lokale besturen er tot aan om toch studieruimtes te voorzien. Niemand durft dit vandaag te verbieden noch toe te staan. De grijze zone en het spanningsveld met hogescholen en universiteiten zorgen voor onzekerheid bij lokale besturen maar ook voor ongelijkheid tussen verschillende steden en gemeenten. Er wordt terecht gevreesd dat studenten opnieuw naar studentensteden trekken om samen te studeren.

Een gefaseerde duidelijke toelating tot inrichten van studieruimtes
We gaan uit van solidariteit. Één generatie met voorkeur behandelen is niet wenselijk. Elke generatie heeft het lastig en dat moeten we erkennen. We stellen daarom voor om in twee fasen studieruimtes opnieuw toe te laten.

De lokale besturen en hogeronderwijsinstellingen moeten onmiddellijk de mogelijkheid hebben om studieplekken in te richten voor de meest kwetsbare studenten voor wie een goede thuisomgeving op geen enkele manier ter beschikking is. De studentenvoorzieningen en de OCMW’s zijn cruciale partners om te bepalen wanneer een student tot de kwetsbare doelgroep behoort.

In een latere fase en uiterlijk half december moeten studieruimtes onder strikte voorwaarden opnieuw voor alle studenten mogelijk zijn.

Een focus op lokale studieplaatsen binnen een duidelijk kader
De overvolle studentensteden moeten absoluut worden vermeden. Om lokale besturen te stimuleren de studieplekken dicht bij de studenten te voorzien, moeten we hen een duidelijk tijdspad en kader geven.

Het kader omvat naast de algemene voorzorgsmaatregelen specifieke voorschriften en aanwijzingen om lokale studieruimtes te organiseren. Te denken valt aan de verplichting tot registratie, een maximale capaciteit van 40 studenten per locatie, het verplichten van een mondmasker bij verplaatsingen en het verbod tot delen van materiaal zoals laptops. Het kader wordt opgesteld in samenspraak met de virologen.

Aanvullend kan het kader ook een richtinggevend document zijn met good practices om bijvoorbeeld ook tijdens de pauzes gecontroleerde omgevingen te creëren. De creativiteit van lokale besturen uit de eerste golf kan inspirerend zijn voor andere lokale besturen. Zo konden studenten bij sommige lokale besturen slechts pauzeren als ze dit al wandelend deden of op vaste zitplaatsen in de buitenlucht waar voldoende afstand wordt bewaard.

Examenruimte voor kwetsbare studenten
Niet alleen het studeren moet in goede omstandigheden gebeuren. Ook het afleggen van online examens vereist een rustige omgeving met voldoende sterk internet. Lokale besturen moeten daarom de mogelijkheid krijgen om ruimtes ter beschikking te stellen waar de meest kwetsbare studenten individueel hun online examen kunnen afleggen.

Actie 2: Dienst voor studentenvoorziening (‘stuvo’) als aanspreekpunt en spreekbuis voor een netwerk van organisaties en initiatieven binnen de stad

Het aanbod voor hulpverlening maar ook (digitale) ontspanning en ontmoeting is voor studenten divers en talrijk. De eerste zorg is niet het creëren van nieuwe initiatieven maar wel het bekendmaken van de bestaande. Uiteenlopende partners (zoals lokale besturen, studentenverenigingen, CAW’s…) dragen hun steentje bij via vele initiatieven. Via één partner moet dit aanbod tot bij de student kunnen komen.

Een nieuw aanspreekpunt voor mentaal welzijn kan dit – zeker op korte termijn – niet oplossen. Ieder nieuw aanspreekpunt moet niet alleen naamsbekendheid verwerven maar ook expertise vanaf nul opbouwen. Inzetten op een vertrouwde partner met kennis van zaken én die de studenten kent zal snellere en grotere winsten opleveren. Gezien hun voortreffelijke werk worden de diensten studentenvoorzieningen (stuvo) – die in elke hogeschool of universiteit aanwezig zijn – daarbij vooruitgeschoven.

Per stad creëert en versterkt een verbindingsfiguur netwerken van alle aanbieders van studenteninitiatieven
We stellen daarom voor dat de middelen die voorzien zijn om in zes studentensteden een nieuw aanspreekpunt in te richten, worden aangewend om netwerken van alle aanbieders van (sociale) studenteninitiatieven te creëren of bestaande te versterken. Vlaanderen wijst aan elke stad waar hoger onderwijs wordt aangeboden een verbindingsfiguur toe om binnen dat netwerk het diverse en talrijke aanbod te inventariseren, kennisuitwisseling en samenwerking tussen aanbieders te initiëren maar ook het actuele aanbod op één (digitaal) loket te centraliseren.

Studentenvoorzieningen staan in voor centrale en brede communicatie
De verbindingsfiguur staat om die reden ten dienste van de studentenvoorzieningen die de primaire partner in communicatie blijven. De stuvo’s beschikken over een jarenlange know how op vlak van mentaal welzijn, zijn laagdrempelig en staan dicht bij de studenten. Bovendien zijn ze in elke hogeschool of universiteit ingebed waardoor ze over alle noodzakelijke studentengegevens beschikken om hen individueel en gepast te kunnen bereiken.

We vragen van de studentenvoorzieningen een brede communicatie. Hun opdracht bestaat niet louter in het communiceren van hun eigen aanbod. Samen met de verbindingsfiguur bundelen zij alle initiatieven en stellen zij die beschikbaar via een toegankelijk digitaal platform. Voorts blijven zij inzetten op individuele communicatie op maat van de student waarbij ze de student kunnen leiden naar het voor hem of haar meest gepaste aanbod.

Actie 3: OCMW’s moeten kennis delen over en samen met de stuvo’s proactief op zoek gaan naar studenten met financiële moeilijkheden

Heel wat studenten geven aan dat ze vrienden kennen die in financiële moeilijkheden zitten. Een belangrijke oorzaak hiervan is het wegvallen van de mogelijkheden om een studentenjob uit te oefenen. Studenten die voorheen deels zelf instonden voor het betalen van hun studies, zien nu die noodzakelijke bron van inkomsten wegvallen.

Het is opvallend maar niet opmerkelijk dat het voor studenten moeilijk is om hun financiële problemen aan te kaarten. Hun een laagdrempelig aanspreekpunt geven maar ook proactief opsporen – zonder hun privacy in gevaar te brengen – zijn prioriteiten.

OCMW’s in samenwerking met studentenvoorzieningen
Het oprichten van een nieuwe organisatie of het creëren van nieuwe geldstroom zijn inefficiënt. De driehonderd Vlaamse OCMW’s beschikken over sterke maatschappelijke werkers die ervaring hebben bij het zoeken van oplossingen voor mensen die kansen missen omwille van armoede.

We moeten evenwel erkennen dat niet in elk OCMW evenveel know how aanwezig is bij het ondersteunen met studenten in armoede. De coronacrisis zal evenwel elk OCMW hiermee confronteren. We moeten daarom de OCMW’s handvaten aanreiken over het voeren van een sociaal onderzoek bij studenten, specifiek in coronatijden. Ervaringen uit (studenten)steden die de afgelopen jaren vaker in contact kwamen met de problematiek kunnen hierbij als basis worden gebruikt. Aan de OCMW’s zal worden gevraagd bij het toekennen van individuele steun zich flexibel op te stellen en bijvoorbeeld niet te eisen dat tijdens deze coronacrisis aan studentenwerk wordt gedaan.

Om studenten met financiële problemen proactief op te sporen zullen de OCMW’s ook hun partners moeten aanspreken. Toch zal in de eerste plaats met de studentenvoorzieningen moeten worden samengewerkt. Vandaag is dat in heel wat gemeenten nog niet het geval en dus moeten hier vanuit de studentenvoorzieningen én de OCMW’s de nodige inspanningen toe worden geleverd.

Actie 4: Individueel contact tussen studenten mogelijk maken

De initiatieven om de ontmoeting tussen studenten op verschillende manieren mogelijk te maken zijn talrijk maar onbekend. Er zijn online stadsspelen, Strava-competities, fotozoektochten of afsluitende momenten na het einde van een online hoorcollege. Heel wat organisaties hebben initiatieven genomen maar studenten hebben er geen kennis van. Zoals in de eerste actie aangegeven, moeten studentenvoorzieningen als spreekbuis deze initiatieven promoten.

Bij de uitvoering van de ontmoetingsinitiatieven blijkt evenwel de nood aan gecontroleerde (studenten)omgevingen. De studentenrestaurants zijn – bij wijze van voorbeeld – open voor een take away, maar de student heeft geen plaats om de maaltijd op te eten. Studenten geven toe dat ze hierdoor vaak samen in een te kleine ruimte op kot zijn.

Daarbij bestaat er vandaag een grijze zone voor studenten die op kot verblijven en bijvoorbeeld ook vaak een gemeenschappelijke eetplaats hebben. Heel wat onder hen kiezen er traditioneel voor om tijdens de blok- en examenperiode hun studentenkot niet te verlaten. Ze gaan gedurende een maand quasi niet naar huis om zich te concentreren op hun studies. Deze studenten komen nauwelijks in contact met hun gezinsbubbel maar kunnen in theorie maar één iemand daarbuiten als knuffelcontact zien.

Vraag aan lokale besturen en hogeronderwijsinstellingen om veilige gecontroleerde studentenomgevingen buiten te creëren
Lokale besturen en universiteiten en hogescholen wordt gevraagd om op zoek te gaan naar veilige gecontroleerde omgevingen voor studenten in de buitenlucht. We denken hierbij aan een park waar studenten tijdens een eetpauze samen op een veilige afstand sociaal contact kunnen hebben. Via de VVSG en de studentenvoorzieningen kunnen hier good practices worden gedeeld.

Opnieuw moet hier uitgegaan worden van het principe van solidariteit. Activiteiten in die gecontroleerde (studenten)omgevingen kunnen slechts worden toegestaan als diezelfde activiteiten binnen die omstandigheden ook mogelijk zijn voor andere generaties in de samenleving.

Een studentenbubbel voorzien als alternatief voor de gezinsbubbel
Wanneer een student er principieel voor kiest om tijdens de blok- en examenperiode op kot te blijven, vormt hij of zij in de feiten één gemeenschap met zijn of haar kotgenoten gedurende die periode. Ze eten samen, drinken samen een koffie of kijken ’s avonds tv in een gemeenschappelijke ruimte. Voor hen moet een studentenbubbel worden voorzien. Daarbij treden ze expliciet uit hun gezinsbubbel om die gedurende de blok- en examenperiode in te ruilen voor een bubbel met hun kotgenoten. In het geval ze toch naar huis voor een kortstondig bezoek, worden zij beschouwd als een knuffelcontact dat aan die gezinsbubbel is toegevoegd.

Actie 5: Garanderen van een luisterend oor eventueel gevolgd door begeleiding

Steeds meer studenten hebben nood aan een luisterend oor. Ze willen even hun hart luchten of wat goede raad. Soms kan de student hiervoor niet terecht bij zijn vrienden of familie en zoeken ze daarom externe gesprekspartners die uiteenlopend van aard zijn.

De ervaringen uit de buddy-projecten die studentenvoorzieningen binnen de onderwijsinstelling organiseren zijn zeer positief. Universiteiten of hogescholen voorzien soms een kort trainingsmoment dat door de buddy als zinvol wordt ervaren.

Als een student verdergaande hulp zoekt, komt hij of zij snel bij de studentenpsycholoog terecht. Elke universiteit of hogeschool in Vlaanderen is verplicht om psychologische dienstverlening aan te bieden. Alleen zijn die (niet alleen tijdens corona) overbevraagd. De afgelopen vijf jaar steeg het aantal studenten dat langsging bij een studentenpsycholoog van 9.553 naar 15.613 studenten. Dat aantal zal tijdens deze crisis nog zijn toegenomen. De wachtrijen en -tijden zijn daarom te lang geworden.

Studentenpsychologen hebben nochtans grote voordelen. Ze zijn zeer toegankelijk en laagdrempelig voor studenten en dat is net hun kracht. Ze staan dicht bij de studenten. Ze kennen hun leergebonden en typische studentenproblemen. Bovendien zijn zij aanwezig op de campus en kunnen ze op die manier discretie garanderen. Zo komen er van studentenpsychologen geen facturen toe bij ouders. Wanneer studenten omwille van capaciteitstekort moeten worden doorverwezen naar een andere psycholoog verliest men die voordelen.

Buddy’s voorzien en opleiden
Niet elke student heeft een psycholoog nodig. Een luisterend oor kan vaak wonderen doen. De peer to peer-support tussen studenten is daarom een ideaal alternatief. De buddy-projecten waarbij andere studenten een eerste aanspreekpunt zijn moeten daarom elke universiteit of hogeschool worden uitgerold. Buddy’s (andere studenten) kunnen een eerste aanspreekpunt zijn. Peer to peer-support kan een eerste hulp zijn.

Die buddy’s mogen we niet aan hun lot overlaten. Ze moeten vaak moeilijke verhalen trotseren en attent zijn om alarmerende signalen te ontdekken. Het is daarom aangewezen om hun een korte training of tutorial aan te reiken zodat ze sterk in hun schoenen staan. Via concrete handvaten moeten ze in staat zijn hun medestudenten te ondersteunen of door te verwijzen als dat nodig is. Het is daarnaast ook belangrijk dat ook de buddy’s zelf een aanspreekpunt hebben binnen de universiteit of hogeschool om concrete vragen te stellen of tips te krijgen om zelf niet er onderdoor te gaan.

De studentenpsycholoog als basisrecht
In elke universiteit en hogeschool moeten voldoende psychologen aanwezig zijn om elke student binnen de twee weken een afspraak te kunnen garanderen. Een basisrecht van vijf consultaties is een minimum. Om studentenpsychologen niet te overbelasten moeten we aanvaarden dat studenten met meer diepgaande problematieken en dus verdergaande begeleiding nodig hebben, moeten worden doorverwezen naar de reguliere psychologische hulpverlening.

Binnen de pool van studentenpsychologen moeten ook laatstejaars psychologie of ook pedagogische wetenschappen kunnen worden ingezet. Zij combineren de eigenschappen van een buddy met de kennis uit hun opleiding. Er moet worden onderzocht of deze inzet binnen de opleiding als stageonderdeel kan worden opgenomen.

Om de laagdrempeligheid als één van de belangrijkste troeven van de studentenpsychologen te blijven garanderen tijdens de coronacrisis, is het aanbieden van online consultaties ook een must.

Investeren in online zelfhulp
Uit het succes van online zelfhulp en hulpverlening tijdens de coronacrisis moeten lessen worden getrokken op vlak van hulpverlening bij studenten. Het is een nog toegankelijkere manier van psychologische hulp waarop een student bovendien tijd- en plaatsonafhankelijk beroep kan doen. Bij online hulpverlening bij studenten moet op een getrapte wijze worden gewerkt.

In een eerste fase vult de student een wetenschappelijke onderbouwde zelftest in over typische studentenproblemen zoals faalangst of uitstelgedrag. Daarna krijgt de studenten meer info over hoe hij of zij dit kan aanpakken en ook specifieke oefeningen. Tot slot kan de student rekenen op individuele begeleiding, via een online of fysiek gesprek.

De online hulpverlening bij studenten is geen nieuw concept. Vijf jaar geleden werd dit reeds ontwikkeld door Artevelde Hogeschool (www.studerenzonderblokkeren.be). Andere hogeronderwijsinstellingen sloten zich al aan. Vlaanderen moet hier evenwel zijn rol opnemen en het bestaande initiatief Vlaanderenbreed uitrollen. Op die manier komt er één algemeen hulpverleningsplatform waarop elke student een beroep kan doen.