Woonzorgcentra waar 90% van de bewoners en 70% van het personeel gevaccineerd is met twee dosissen en waar die tweede dosis al 10 dagen geleden is gebeurd, kunnen voorzichtig meer contacten toelaten tussen bewoners onderling en met bezoekers. Minister van Welzijn en Volksgezondheid Wouter Beke is erg tevreden dat bewoners en hun familieleden elkaar weer vaker kunnen ontmoeten.
Om meer contact en bezoek mogelijk te maken, moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn:
- 90% van de bewoners en 70% van het personeel moeten volledig gevaccineerd zijn (2 dosissen);
- Meer contact en bezoek zijn pas mogelijk ten vroegste tien dagen na de tweede prik, zodat het vaccin voldoende tijd heeft om bescherming op te bouwen.
Wanneer deze voorwaarden vervuld zijn, kan het woonzorgcentrum zijn interne werking aanpassen. Dat betekent dat contacten tussen leefgroepen terug mogelijk zijn en dat er samen gegeten kan worden in het restaurant. Het zal iedereen deugd doen elkaar in een ruimere omgeving terug te zien.
Er is ook meer bezoek mogelijk. Elke bewoner kan twee knuffelcontacten zien, met fysieke nabijheid. Dat gebeurt bij voorkeur in een aangepaste ruimte, maar ook op de kamer is toegelaten. Die twee knuffelcontacten kunnen om de twee weken wisselen. Bijkomend kan de bewoner, net zoals elke burger, buiten bijkomende personen zien, binnen een maximale groep van vier. Ook hier geldt dus de algemene regel.
Dat betekent meer vrijheid om te genieten van de aanwezigheid van de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Het mooie weer kan ook toelaten om vaker buiten een wandeling te maken.
Wouter Beke: “Ik ben tevreden dat we deze eerste stap kunnen zetten. De vaccinatiegraad is in onze woonzorgcentra zeer goed. We zien ook dat de besmettingen in de woonzorgcentra en de grote uitbraken dalen. Dat maakt dat we de bezoekregeling stapsgewijs kunnen versoepelen. Maar we zullen uiteraard ook voorzichtig moeten blijven. In de woonzorgcentra zijn veel mensen gevaccineerd, maar in onze samenleving nog niet. Ik hoop wel dat we op korte termijn verder kunnen gaan: we moeten immers oog hebben voor het mentaal welzijn van de bewoners, hun familieleden én het zorgpersoneel.”