Wij blijven achter ons Rijnlandmodel staan
10-04-2014
Opiniestuk van Kris Peeters en onze lijsttrekkers gepubliceerd in de Tijd van 10 april 2014:
Wij leven in een speciaal land, zoveel is zeker. Sui generis, uniek, enig in zijn soort. Met een eigen wordingsgeschiedenis en een eigen toekomst. Zeker na de zesde staatshervorming, kunnen we meer dan ooit een sterk en coherent beleid voeren. Het zwaartepunt ligt nu heel duidelijk bij de deelstaten. Volgend jaar beschikt de Vlaamse regering over een budget van 38 miljard euro, terwijl de federale overheid 31 miljard overhoudt, als je de sociale zekerheid buiten beschouwing laat.
Specifiek en uniek dus. Sommigen geven daar gratuite kritiek op. Ze wijzen naar andere landen die het zoveel beter zouden doen. Wel, dat is niet zo. We moeten durven zeggen dat we een aantal enorme troeven hebben. We hebben één van de meest open economieën ter wereld. Sinds 2009 steeg de Vlaamse export met meer dan een derde, van 218 tot meer dan 293 miljard euro. In diezelfde periode kwamen er in Vlaanderen netto 51.000 ondernemingen bij. Bovendien toonde een recente studie van de Universiteit van Antwerpen aan dat de armoede in ons land niet gegroeid is tijdens de crisis. Bij ouderen daalde ze zelfs, terwijl in andere EU-landen de crisis tot een ware ravage leidde.
Die resultaten zijn het gevolg van ons eigen Rijnlandmodel, onze sociaal gecorrigeerde markteconomie, en onze bewuste beleidskeuzes in nauwe samenwerking met een sterk middenveld. Dat Rijnlandmodel heeft sinds WOII voor een ongeziene welvaartscreatie gezorgd.
Dat neemt niet weg dat vergelijkingen met andere landen zinvol en inspirerend kunnen zijn, zolang ze op een correcte en volledige manier gebeuren. Als je vergelijkingen maakt, is het nooit ernstig om aan “cherry picking” te doen. Want voor elke parameter die bewijst dat een ander land beter doet, vind je er net zo goed die het omgekeerde aantonen.
Zo is Nederland bijvoorbeeld minder innovatief dan wij (2,16 % van het BBP gaat in Nederland naar O&O t.o.v. 2,42% voor Vlaanderen). In Scandinavië is er minder ondernemerschap (13,6% ondernemersgraad in Finland, 10,5% in Zweden en 9,1% in Denemarken t.o.v. 14,4% voor Vlaanderen). En Duitsland heeft dan weer hogere armoedecijfers (16% van de bevolking t.o.v. 10% in Vlaanderen). Ook op macro-economisch niveau is ons rapport zeker niet slecht. Zo lag volgens cijfers van Eurostat onze gemiddelde economische groei in de crisisperiode 2008-2013 hoger dan het EU-gemiddelde en de landen van de eurozone. Hoger ook dan Nederland. In 2013 brachten we bovendien het begrotingstekort terug tot op -2,6%. Ook daarmee doen we het een stuk beter dan Nederland (-3,1%).
Mogen we dan besluiten dat alles uitstekend gaat? Dat er geen hervormingen meer nodig zijn? Dat de wereld is blijven stilstaan en we dus verder kunnen met de oplossingen van weleer? Natuurlijk niet. Wij blijven geloven in het Rijnlandmodel, dat ons gebracht heeft waar we staan. Maar als we onze sociale welvaart willen behouden en zelfs versterken, dan moeten we dat model aanpassen aan de uitdagingen van de 21e eeuw. En dat is nu precies wat we met ons 3D-plan beogen. Want er is een probleem met onze hoge loonlasten. Wij hebben die problematiek op tafel gelegd en geijverd voor een concurrentiepact met alle overheden in ons land. En dat is ook gelukt. Maar het is nog niet voldoende. CD&V wil de loonkostenhandicap met de buurlanden uiterlijk in 2018 wegwerken en in 2019 zelfs een voorsprong te nemen. Daarvoor hebben we 3 miljard euro veil. We willen bovendien de mensen die werken belonen, met een verhoging van de belastingvrije som. Want werken moet altijd meer lonen dan niet werken. Ook daarvoor zetten we 3 miljard euro in. Tegelijkertijd willen we ons industrieel weefsel versterken zodat innovatie, productontwikkeling maar ook de productie zelf in Vlaanderen gebeuren. Het Nieuw Industrieel Beleid heeft dat pad geëffend en we blijven daarin ook de komende jaren investeren. Daarbij voor ons geen mini-jobs, maar duurzame jobs en duurzame loopbanen, die starten in een kwaliteitsvol onderwijs.
Tegelijk blijven we investeren. In welvaart én in welzijn. We investeren tegen 2019 750 miljoen euro extra voor personen met een handicap, jongerenwelzijn en kinderopvang. Daarnaast ook 900 miljoen euro extra voor investeringen in economie en innovatie, scholen, infrastructuur, mobiliteit en een schoner leefmilieu.
Economische groei mét sociale vooruitgang. Dat is de baseline van ons 3D-plan. En dat is de 21ste-eeuwse invulling van ons Rijnlandmodel. Waarom moeten wij een gidsland volgen als dat niet dezelfde bestemming heeft als ons? Wij maken duidelijke, duurzame en doelgerichte eigen keuzes. Geen tijd voor avonturiers, maar ook niet voor apathie. Geen besparingen die een sociaal bloedbad aanrichten, maar ook niet doen alsof we er al zijn. Wij kiezen voor lastenverlagingen, sociale vooruitgang en investeringen. Sui generis, uniek en enig in zijn soort. En daar zijn wij trots op.