Vrijheid van onderwijs mag niet leiden tot averechtse neveneffecten
02-05-2013
Vlaams parlementslid Jos De Meyer is een verdediger van de vrijheid van onderwijs, maar stelt zich wel vragen bij de budgettaire gevolgen van sommige interpretaties ervan.
Een school wordt georganiseerd met een pakket lesuren. Elk jaar wordt dat berekend op basis van de leerlingenaantallen van het jaar voordien. De gewone procedure bestaat erin “de tering naar de nering te zetten” : als een school minder leerlingen heeft, krijgt ze het jaar daarop minder lesuren en moet ze dus ook minder groepen organiseren en met minder personeel werken.
Voor specifieke situaties worden echter minimumpakketten voorzien: die zijn bedoeld om scholen te helpen die in een bepaalde regio noodzakelijk zijn om de “vrije keuze” in stand te houden of om in Brussel het Nederlandstalig aanbod te kunnen behouden als het leerlingenaantal tijdelijk terugvalt.
Vlaams parlementslid Jos De Meyer vroeg aan minister Smet van onderwijs meer informatie over die minimumpakketten in de verschillende netten, en deed enkele opmerkelijke vaststellingen.
Tijdens het lopende schooljaar 2012-2013 wordt (geschat) bijna 17 miljoen euro besteed aan minimumpakketten. 13,5 miljoen daarvan wordt gebruikt in het gemeenschapsonderwijs, en 2,3 miljoen in het vrij gesubsidieerd onderwijs. Die verhouding is opmerkelijk, als men weet dat het vrije onderwijs ongeveer 75% van het totale aantal leerlingen herbergt.
Ook bij het aantal scholen dat gebruik maakt van minimumpakketten is het gemeenschapsonderwijs in de meerderheid: van de 87 scholen die in 2012-2013 minimumpakketten krijgen, zijn er 63 athenea van het gemeenschapsonderwijs.
Van 2008 tot nu blijft het aantal scholen dat van minimumpakketten gebruik maakt ongeveer gelijk, maar het aantal lesuren dat ermee “bijgemaakt” wordt, stijgt. In schooljaar 2008-2009 ging het om 20151 uren op basis van minimumpakketten (6477,2 meer dan de betrokken scholen via de gewone berekening zouden krijgen). In 2012-2013 was dat aantal verhoogd tot 22.862 (6882,55 meer dan met de gewone berekening)
Het valt ook op dat bepaalde scholen jaar na jaar gebruik blijven maken van minimumpakketten. Het gaat hem daarbij zeker niet altijd om scholen in afgelegen gebieden of in regio’s met afnemend bevolkingsaantal. Sommige scholen krijgen via minimumpakketten zelfs meer dan het dubbel van het urenpakket waar ze volgens de gewone normen recht op zouden hebben. Soms gaat het daarbij om afgesplitste kleinere scholen, die wel een apart schoolnummer hebben maar die in de praktijk deel uitmaken van een groter geheel. Minimumpakketten worden echter per schoolnummer toegekend.
De huidige regelgeving over urenpakketten maakt het zeer verleidelijk om (te) dun bevolkte studierichtingen in stand te houden en om leerlingen zo te oriënteren dat de school er meest baat bij heeft. In het huidige systeem is het immers zeer goed mogelijk dat een school met recht op minimumpakketten lesuren verliest als ze leerlingen wint.
Als de urenberekening iets meer lineair was, zou de verleiding wel kleiner zijn, denkt De Meyer. Het feit dat je uren kunt verliezen door een leerling meer in te schrijven komt echter niet uit een verhaal van Kafka, maar uit de regelgeving van het Vlaamse onderwijs. Een verfijning en nuancering van het systeem van de minimumpakketten vergt uiteraard een breed voorafgaand overleg, maar zou wel heel wat besparingen kunnen opleveren. De vrijgekomen middelen zouden onder meer gebruikt kunnen worden om jonge leerkrachten een jaar rechtszekerheid te geven in ingroeibanen als stagiair.