Auto’s van bestuurders die zware verkeersmisdrijven plegen, zoals vluchtmisdrijf of herhaaldelijk rijden onder invloed, worden vandaag de dag bijna nooit in beslag genomen of verbeurd verklaard. In de wetgeving staan namelijk twee voorwaarden die dat erg moeilijk maken voor de politierechters: de eigendomsvereiste en de koppeling aan een rijverbod.
Probleembestuurders ontspringen daardoor de dans, omdat ze bijvoorbeeld geen eigenaar zijn van het voertuig waarmee het misdrijf werd gepleegd. Denk maar aan personen met een bedrijfsauto of iemand die een wagen leent van een familielid. Omdat overtreders vaak ook niet direct verschijnen voor de rechtbank, hebben ze ondertussen voldoende tijd om van voertuig te veranderen of om het te verkopen. De facto is deze straf dan ook nauwelijks toepasbaar, waardoor politierechters moeten teruggrijpen naar de gevangenisstraf.
CD&V-Kamerlid en verkeersspecialist Jef Van den Bergh wil komaf maken met deze hindernissen en heeft een wetsvoorstel klaar. Van den Bergh werkt sinds lange tijd rond verkeersveiligheid en plaatst de problematiek van probleembestuurders consequent op de politieke agenda. Dankzij het wetsvoorstel, en met name de afschaffing van de eigendomsvereiste, kunnen (zware) probleembestuurders toch een gepaste straf krijgen.
“Het voertuig waarmee de overtreding is begaan, moet niet meer per se eigendom zijn van de overtreder. Als het bijvoorbeeld om een geleende of leasingwagen gaat, kan deze voortaan in beslag worden genomen of verbeurd worden verklaard”, zegt Van den Bergh. “Door de wagen effectief af te nemen, raken we probleembestuurders in hun mobiliteit, en bieden we extra bescherming tegen dergelijke bestuurders in ons verkeer.”
Voor de volledigheid: ook de vereiste dat er een minimaal rijverbod van zes maanden uitgesproken moet zijn, willen we uit de wetgeving te halen. “Door deze twee aanpassingen geven we onze politierechters meer flexibiliteit en een veel efficiënter arsenaal om zware gevallen in het verkeer te bestraffen”, besluit van den Bergh.