Vlaanderen en Wallonië staan op een kantelpunt
26-02-2013
Groeiverschil verdwenen
Deze eeuw zijn de groeiverschillen tussen Vlaanderen en Wallonië verdwenen.
De afgelopen vier jaar (2008, 2009, 2010 en 2011) presteerde de Waalse economie aanzienlijk beter dan de Vlaamse. In de jaren 2008, 2009 en 2010 was de groei in Wallonië het dubbele van die in Vlaanderen. Voor 2011 werd dezelfde groei waargenomen[1]. Ook Brussel groeit sneller dan Vlaanderen.
Die sterkere groei is volledig de verdienste van de private sector. De overheidssector groeide in periode 2003-2011 iets trager in Wallonië dan in Vlaanderen.
Economische groei in de periode 2003-2011
Cumulatieve groei
2003-2011 in %[2]
Cumulatieve groei
2003-2007 in%
Cumulatieve groei
2007-2011 in %
Brussel
12,2 %
9,5 %
2,5%
Vlaanderen
14,1
11,5
2,3
Wallonië
14,0
8,8
4,8
België
13,7
10,4
3,0
Economische groei in de periode1995-2003 (a)
Cumulatieve groei 1995-2003 in%
Brussel
20,5 %
Vlaanderen
18,3
Wallonië
15,6
België
18,0
(a) Gebaseerd op verouderde cijfers, nl. de toegevoegde waarde tegen basisprijzen in kettingeuro’s (referentiejaar 2008) die nog gebaseerd zijn op NACE-2003
Groei van de werkgelegenheid[3]
Cumulatieve groei 1995-2011 in %
Cumulatieve groei 2003-2011 in %
Brussel
13,3 %
5,4 %
Vlaanderen
19,0
9,6
Wallonië
17,6
10,8
België
17,5
9,5
Bron: Regionale rekeningen (binnenlands concept; alle leeftijden)
Uit deze gegevens blijkt dat werkgelegenheidsgroei in Wallonië na 2003 groter is dan in Vlaanderen.
Groei van de werkgelegenheid in private sector[4]
Cumulatieve groei 1995-2011 in %
Cumulatieve groei 2003-2011 in %
Brussel
9,4 %
3,4
Vlaanderen
19,3
9,6
Wallonië
19,0
11,9
België
17,8
9,2
Bron: Regionale rekeningen (binnenlands concept; alle leeftijden)
Aandelen in Belgisch BBP
2003
2007
2011
Vlaanderen
57,5 %
58,0
57,1
Wallonië
23,4
23,3
23,9
Brussel
19,0
18,8
18,9
Door de sterkere groei na 2007, neemt ook het aandeel van Wallonië en Brussel in het BBP toe.
Groei bruto toegevoegde waarde in nominale termen in de industriële sector
Cumulatieve groei
2003-2011 in %[5]
Cumulatieve groei
2003-2007 in%
Cumulatieve groei
2007-2011 in %
Brussel
12,6 %
9,9
2,6
Vlaanderen
9,6
12,1
-2,3
Wallonië
28,3
18,8
8,0
België
14,2
13,5
0,6
Door de sterkere groei in Wallonië is het aandeel van Wallonië in de industriële sector toegenomen van 23,1 % in 2003 tot 26,0 % in 2011. Het aandeel van het Vlaams gewest is gedaald van 68,3 % naar 65,6 %.
De werkgelegenheid in de industriële sector is in de periode 2003-2011 in Vlaanderen gedaald met 11,6 % en in Wallonië met 3,6%.
Inkomensverschillen
Het INR publiceert ook regionaal gesplitste “inkomensrekeningen van de huishoudens”. In deze rekeningen zitten onder meer het primaire inkomen, de ontvangen sociale uitkeringen, de betaalde sociale bijdragen en het beschikbaar inkomen[6]. Deze rekeningen zijn opgemaakt volgens het “nationaal concept”. D.w.z. dat de inkomens worden geregistreerd naar woonplaats, ongeacht waar die inkomens vandaan komen. Zo worden de inkomens van pendelaars toegerekend aan de woonplaats en niet aan de werkplaats[7].
Het primair inkomen per inwoner is vanuit economisch oogpunt een meer significant concept om de relatieve rijkdom van een gebied te meten dan het BBP per inwoner.[8]
Kloof tussen Vlaanderen en Wallonië (Vlaanderen/ Wallonië in indexvorm)
1995
2000
2004
2010
Verschil tussen Vlaanderen en Wallonië in euro in 1995
Verschil tussen Vlaanderen en Wallonië in euro in 2000
Verschil tussen Vlaanderen en Wallonië in euro in 2004
Verschil tussen Vlaanderen en Wallonië in euro in 2010
Primair inkomen per inwoner
121,7
124,8
124,5
123,5
3028 euro
3940 euro
4223 euro
4739 euro
Sociale uitkeringen per inwoner (a)
91,3
94,0
98,6
98,8
-359 euro
- 275 euro
-72 euro
-81 euro
Sociale bijdragen per inwoner (b)
116,8
119,8
120,2
119,3
613 euro
845 euro
992 euro
1156 euro
Belastingen per inwoner
119,2
122,9
123,2
120,7
486 euro
675 euro
769 euro
776 euro
Beschikbaar inkomen per inwoner
112,5
115,4
116,1
115,9
1486 euro
2042 euro
2300 euro
2678 euro
(a) Exclusief gezondheidszorgen
(b) Inclusief werkgeversbijdragen
Het primair inkomen per inwoner is in Vlaanderen in 2010 bijna 24 % hoger dan in Wallonië[9]. Dit weerspiegelt het verschil in welvaartscreatie tussen de inwoners van Vlaanderen en de inwoners van Wallonië. In 1995 en 2000 was dat respectievelijk 22 % en 25 %.
Na relatief hogere sociale bijdragen (19 %) en belastingen (21 %) en minder sociale uitkeringen (-1 %) is het beschikbaar inkomen per inwoner in Vlaanderen 16 % hoger. In 1995 en 2000 was dat respectievelijk 13 % en 15 %.
De kloof in primair inkomen en beschikbaar per hoofd neemt na2000 inrelatieve termen niet meer toe. Dit wil niet zeggen dat het welvaartsverschil niet meer groeit. De welvaartskloof in absolute termen nam ook tussen 2000 en 2010 nog toe.
Verschillen in absolute termen tussen Vlaanderen en Wallonië
Primair inkomen per hoofd
Beschikbaar inkomen per hoofd
2000
3940 euro
=100
2042
=100
2004
4233
=107
2300
=113
2009
4785
=121
2900
=142
2010
4739
=120
2678
=131
Ondanks het verdwijnen van het structureel groeiverschil blijven de inkomensverschillen toenemen. In de periode 2000-2010 was de procentuele stijging van het primair inkomen per inwoner in Wallonië licht hoger dan in Vlaanderen. Dit belette niet dat de kloof in absolute termen met bijna 800 euro toenam. Dit illustreert dat als gevolg van de grote welvaartskloof Wallonië een substantieel sterkere groei nodig heeft om de welvaartskloof te dichten. In 2010 is de kloof voor het eerst gedaald in absoluut bedrag.
Concurrentievermogen
De gemiddelde loonkosten per werknemer zijn in 2010 in Vlaanderen ruim 8 % hoger dan in Wallonië, maar de productiviteit ligt er ook ongeveer 12 % hoger. Daardoor zijn de loonkosten per eenheid product in Vlaanderen circa 3 % lager.
Kloof tussen Vlaanderen en Wallonië gehele economie (Vlaanderen/Wallonië in indexvorm)
1995
2000
2003
2007
2010
Loonsom per werknemer
106,2
107,3
108,5
109,1
108,2
Productiviteit (a)
112,0
112,9
113,2
114,8
111,9
Loonkosten per eenheid product (b)
94,8
95,0
95,8
97,5
96,7
(a) toegevoegde waarde per werkende
(b) =loonsom per werknemer/ BBP per werkende = gecorrigeerd loonaandeel
De loonkostenstijging in Wallonië in de periode 1995-2010 verliep iets trager dan in Vlaanderen. Per saldo verminderde de loonkostenhandicap van Wallonië in beperkte mate.
Dit beeld wordt gedeeltelijk vertekend door de relatief grote overheidssector in Wallonië[10]. Omdat de overheidssector per definitie een toegevoegde waarde heeft die bijna volledig uit loonkosten bestaat, trekt dit het macro-economische beeld scheef.
Kloof tussen Vlaanderen en Wallonië in de private sector [11] (Vlaanderen/Wallonië in indexvorm)
1995
2000
2003
2007
2010
Loonsom per werknemer
108,2
111,0
111,5
112,6
112,6
Productiviteit (a)
112,2
113,9
113,5
115,3
112,7
Loonkosten per eenheid product (b)
96,4
97,4
98,2
98,0
99,9
(a) toegevoegde waarde per werkende
(b)=loonsom per werknemer/ BBP per werkende = gecorrigeerd loonaandeel
De grotere loonkostenverschillen worden niet gecompenseerd door grotere productiviteitsverschillen zodat concurrentienadeel van Wallonië iets kleiner is dan voor gehele economie. Concurrentienadeel van Wallonië is thans vrijwel verdwenen.
Uit andere bronnen blijkt niet dat er zeer grote en/of toenemende loonverschillen bestaan tussen Vlaanderen en Wallonië.
Kloof tussen Vlaanderen en Wallonië personeelskosten per gewerkt uur (Vlaanderen/Wallonië in indexvorm) (a)
2001
2003
2005
2007
2008
2009
2010
Uniregionale ondernemingen
108,9
108,7
107,4
108,1
108,9
107,5
107,1
Bron: NBB, sociale balansen (zie, De sociale balans in 2011, Economisch Tijdschrift, december 2012).
De verschillen in loonkosten per VTE zijn groter dan de verschillen in personeelskosten per gewerkt uur.
(a) De uniregionale ondernemingen zijn die waarvan de hoofdzetel en de bedrijfszetel(s) in één enkel gewest liggen.
Besluit
Het cliché van het steeds groeiende Vlaanderen tegenover het (ver)arm(end)e Wallonië, gaat niet langer zonder meer op.
De ommekeer die een tijd verborgen is geweest door trage publicatie van de regionale nationale rekeningen, is vooral het gevolg van mindere prestaties van Vlaanderen, eerder dan van spectaculaire prestaties van Wallonië.
Bijlage
Kloof tussen Vlaanderen en Brussel (Vlaanderen/ Brussel in indexvorm)
1995
2000
2004
2010
Verschil tussen Vlaanderen en Brussel in euro in 1995
Verschil tussen Vlaanderen en Brussel in euro in 2000
Verschil tussen Vlaanderen en Brussel in euro in 2004
Verschil tussen Vlaanderen en Brussel in euro in 2010
Primair inkomen per inwoner
105,4
107,7
112,7
117,4
877
1414
2 395
3 691
Sociale uitkeringen per inwoner (a)
89,6
93,4
98,9
111,3
-436
-304
-56
653
Sociale bijdragen per inwoner (b)
104,5
106,8
112,9
119,0
185
324
647
1138
Belastingen per inwoner
106,9
112,3
121,1
131,3
194
396
709
1 079
Beschikbaar inkomen per inwoner
102,3
105,2
109,2
112,6
306
759
1 308
2 179
(a) Exclusief gezondheidszorgen
(b) Inclusief werkgeversbijdragen
[1] Het betreft een voorlopig cijfer.
[2] Groei in de periode 2003-2011 valt te begrijpen dat 2003 als basisjaar werd gehanteerd zodat dynamisch gezien ontwikkeling in de periode 2004-2011 (8 jaren) wordt weergegeven
[3] Het gaat om de binnenlandse werkgelegenheid, d.w.z. de werkgelegenheid in productie-eenheden gevestigd in het betrokken gewest (werkplaatsprincipe). De werkgelegenheid van b.v. Vlamingen in Brussel of in het buitenland wordt niet geteld als werkgelegenheid in het Vlaams gewest (dat wordt wel gedaan in het zogenaamd nationaal concept (woonplaatsprincipe) dat b.v. wordt gehanteerd in de EAK). De werkgelegenheid van niet-residenten in het betrokken gewest wordt wel geteld, wat niet het geval is als nationaal concept wordt gebruikt.
[4] De private sector is de totale economie (S1 in terminologie van de nationale rekeningen) min de overheidssector (S13).
[5] Groei in de periode 2003-2011 valt te begrijpen dat 2003 als basisjaar werd gehanteerd zodat dynamisch gezien ontwikkeling in de periode 2004-2011 (8 jaren) wordt weergegeven
[6] Het primaire inkomen is de optelsom van alle inkomsten verkregen uit arbeid of kapitaal voor de inhouding van sociale bijdragen en belastingen en voor de toevoeging van sociale uitkeringen. Het beschikbare inkomen is het (primair) inkomen dat overblijft na betaling van sociale bijdragen en belastingen en ontvangsten van sociale uitkeringen, en dat”beschikbaar” is voor consumptie of sparen.
[7] Dit is andere benadering dan die van het BBP waar een “binnenlands concept” wordt gebruikt. D.w.z. dat de productieve activiteit binnen een regio wordt gemeten, ongeacht of de betrokken productiefactoren in het gebied verblijven. Dit houdt in dat het inkomen dat ontstaat uit de productie binnen de grenzen van een bepaald gebied wordt geraamd. En niet het inkomen dat toevloeit aan de inwoners van dat gebied.
[8] Het BBP per inwoner is een hybride grootheid omdat de teller een variabele is op basis van de werkplaats en de noemer een variabele op basis van de woonplaats. Pendelaars verhogen de toegevoegde waarde van het gebied waar ze tewerkgesteld zijn, maar worden in rekening gebracht in de woonplaats. Als er grote verschillen zijn tussen werkplaats en woonplaats ontstaan eigenaardige cijfers. Grootsteden waar veel pendelaars werken, hebben dan een zeer hoog BBP per inwoner, dat niet in verhouding staat tot de werkelijke welvaart.
Of zoals Eurostat het uitdrukt: “GDP is the total value of goods and services produced in a region by the persons employed in that region, minus the intermediate consumption. However, owing to the GDP generated in a given region does not tally with the income actually available to the inhabitants of the region. A more accurate picture of a region’s economic situation can be obtained only by adding the balance of income accruing to private households”.
[9] Het BBP per inwoner was in 2010 (2011) in Vlaanderen 34,5 % (33,7%) hoger dan in Wallonië (40% in 2007). Dit is meer dan het verschil in primair inkomen. Dit wijst er op dat inwoners van Wallonië relatief meer afhankelijk zijn van pendel naar Brussel en het buitenland voor hun welvaartscreatie.
[10] Overheidssector (S13) bedroeg in 2011 19,7 % (12,7 %) van totaal BBP (S1) in Wallonië (Vlaanderen);
[11] De private sector is de totale economie (S1 in terminologie van de nationale rekeningen) min de overheidssector (S13).