Vlaamse woonzorgcentra: een stand van zaken
24-10-2012
“Een antwoord bieden op de toenemende zorgnoden die gepaard gaan met de vergrijzing van onze bevolking, betekent meer flexibiliteit en diversiteit in het aanbod, meer vermaatschappelijking van de zorg. Maar het betekent bovenal ook dat we het aan onze ouderen verschuldigd zijn om na te gaan dat het aanbod kwaliteitsvol en toegankelijk blijft voor hen.” Met deze uitspraak bevestigt Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, het belang dat hij hecht aan de twee rapporten die vandaag zijn voorgesteld.
Met het rapport “Vlaamse woonzorgcentra: een stand van zaken na 3 jaar inspectiewerk. Erkennings- en opvolgingsinspecties 2009-2011” maakte de Vlaamse Zorginspectie een overzicht van haar belangrijkste bevindingen.
Tegelijk bestudeerde professor Pacolet van de KU Leuven, in opdracht van het departement WVG, of bouwen in de woonzorgsector met de overheidssubsidies van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) duurder is, wat de bouwgerelateerde kostendrijvers zijn en in welke mate de klantenbijdrage hierdoor beïnvloed wordt.
De studie en het rapport werden vandaag toegelicht in aanwezigheid van minister Vandeurzen. Een greep uit de resultaten.
De Vlaamse woonzorgcentra zetten sterk in op kwaliteit. Dat blijkt uit een rapport van Zorginspectie waarin de resultaten van 3 jaar inspectiewerk in meer dan 700 woonzorgcentra gebundeld werden. Het rapport is het allereerste in zijn soort, waarmee Zorginspectie werk maakt van meer transparantie over woonzorg in Vlaanderen.
Extra personeel voor de stijgende zorggraad
Opvallend is dat heel wat voorzieningen méér personeel inzetten dan wat de regelgeving vraagt. Het gaat onder meer om verzorgend personeel, maatschappelijk werkers of logistieke krachten. Dat heeft allicht te maken met de stijgende zorggraad in woonzorgcentra: een groot deel van de bewoners (71%) is zwaar zorgbehoevend en ongeveer de helft van alle bewoners (45%) heeft een vorm van dementie.
Met extra personeel garanderen de voorzieningen een goede omkadering voor deze doelgroepen. Zij kunnen er mee voor zorgen dat verpleegkundigen zich kunnen focussen op hun verpleegkundige taken.
Verder inzetten op kwaliteit
Tegelijk schuift het rapport enkele thema’s naar voren waarmee sector en beleid aan de slag kunnen om de kwaliteit van de zorg- en dienstverlening nog verder te ontwikkelen.
Zorgdossiers
Een goed onderbouwd zorgplan – met daarin alle relevante en up-to-date informatie over de bewoner – vormt een belangrijke basis voor een professionele hulpverlening. Elektronische zorgdossiers zijn, nog meer dan papieren dossiers, een interessant instrument om opvolging op een hoger niveau mogelijk te maken. Ongeveer 1/4e van de voorzieningen werkt volledig elektronisch. Nog eens 17% werkt ondertussen deels elektronisch. Zorginspectie moedigt deze ontwikkeling aan.
Zorgpraktijk
Kwaliteit en veiligheid staan uiteraard centraal binnen de woonzorgcentra. Tegelijk houdt de schaarste aan verpleegkundigen een reëel risico met het oog op zorgcontinuïteit in, zeker ’s nachts. Ook het hoge aantal personen met dementie maakt dat veiligheid – zoals het zorgvuldig beheer van gevaarlijke producten en het correct toepassen van fixatie – heel concrete aandacht verdient.
Preventiebeleid
Een goede handhygiëne vormt een basis voor een goede zorgverlening. Toch stelden we vast dat bijna de helft van alle woonzorgcentra (47%) niet in orde waren met hun preventiebeleid. Infectieziekten vermijden is in eerste instantie een kwestie van eenvoudige maatregelen, zoals het ter beschikking stellen van desinfecterende handgel en het vermijden van handjuwelen bij verzorgend personeel.
Initiatief
Alle initiatief in de ouderenzorg, ongeacht de rechtspersoon, is nodig om aan de stijgende vraag te voldoen. Zorginspectie kijkt erop toe dat alle woonzorgcentra eenzelfde kwaliteitsniveau aanbieden. De inzet van voldoende personeel en de continuïteit van zorg die daaruit voortvloeit, vragen bij for profit voorzieningen om extra aandacht. Dit rapport kan dus een kans bieden aan de profit sector om na te gaan hoe zij nog sterker kunnen inzetten op kwaliteit.
Infrastructuur
Een goede infrastructuur komt de huiselijkheid en het comfort voor de bewoners ten goede. We stellen vast dat heel wat voorzieningen, mits relatief kleine ingrepen, verdere verbeteringen kunnen aanbrengen.
Soms zijn meer structurele ingrepen aangewezen. Zo stelde Zorginspectie vast dan in 1/6e van de voorzieningen nog niet elke kamer over eigen sanitair beschikte. Voor onder meer deze infrastructuurvereiste stelde de Vlaamse overheid de deadline van 2019 voorop.
Die infrastructuur en het al dan niet verantwoorde verschil in subsidiëring door de overheid en de impact op de bewoners vormde het onderwerp van de tweede studie van de hand van de KU Leuven, professor Pacolet e.a.
Via een steekproef van 19 cases werd door professor Pacolet vastgesteld dat er een hogere gemiddelde bouwkost is bij de gesubsidieerde projecten als bij niet gesubsidieerde projecten. Deze laatste zijn gemiddeld 24 % goedkoper. Dit verschil is vooral te wijten aan verschillen in de manier van bouwen. Zo besteden de gesubsidieerde projecten opvallend meer aan de technieken. In het gesubsidieerde gebouw is er dan ook meer aandacht voor integratie van technische en domotica-installaties tot op kamerniveau. Wat dan weer de voorwaarde is voor een betere economische uitbating van het gebouw en een optimalere personeelsinzet door de ondersteuning van de zorgtaken.
De gemiddelde kamergrootte is met zo’n 26,5 m² vergelijkbaar tussen de niet-gesubsidieerde en de gesubsidieerde voorzieningen. Maar deze laatste kennen veel grotere gemeenschappelijke ruimtes. Dit faciliteert de ontmoetingen tussen personeel, bewoners en bezoekers en verhoogt op die manier de belevingskwaliteit van de bewoners.
Gezien het bouwkostverhogend effect gecompenseerd wordt door de VIPA-subsidie en door het mogelijk terugverdieneffect via lagere uitbatingskosten, betaalt de bewoner in een gesubsidieerde instelling niet voor het vermelde kwaliteitsverschil.
Het geringe prijsverschil dat via de cases werd vastgesteld (gemiddeld 1,2 euro) kan mogelijk verklaard worden door de hogere personeelsinzet bij een gelijkaardig zorgprofiel door de gesubsidieerde voorzieningen, zoals de onderzoekers van de KU Leuven hebben vastgesteld.
Signaal voor beleid en sector
De bevindingen uit het rapport en de studie moeten de aanzet zijn voor beleid en sector om in overleg en op basis van de aangereikte gegevens, na te gaan welke maatregelen aangewezen zijn met het oog op de kwaliteit van zorg. Beide documenten hebben zeker ook de verdienste dat ze bijdragen aan de transparantie over inspectieresultaten en overheidssubsidies.
Initiatieven van beleid en sector
Zowel vanuit het beleid als de sector zijn meerdere initiatieven gestart of gepland die antwoord bieden op de vaststellingen en de aanbevelingen.
Kwaliteit van zorg- en dienstverlening krijgt de hoogste prioriteit. Vanaf 2013 meten de woonzorgcentra de kwaliteit van hun zorg- en dienstverlening. Dit zal ertoe bijdragen dat ze zichzelf kunnen evalueren en verbeteren.
Ook de overheid zelf ondersteunt de kwaliteit- en dienstverlening. Initiatieven om meer personeel aan te trekken, om het preventiebeleid van de voorzieningen te ondersteunen of om een meer dementievriendelijke samenleving te realiseren zijn slechts enkele voorbeelden.
De voorbije jaren heeft de overheid ook volop ingezet op investeringen voor (vervangings)nieuwbouw. Sinds 2009 is bijna 600 miljoen geïnvesteerd in de infrastructuur van ouderenvoorzieningen.
Bekijk de presentatie van dit rapport
Lees ook de reactie van Minister Jo Vandeurzen op dit rapport