Vlaams onderwijs vervrouwelijkt verder
04-12-2015
Het onderwijs in Vlaanderen vervrouwelijkt verder, antwoordde minister Crevits van Onderwijs op een vraag van Vlaams parlementslid Jos De Meyer.
De vervrouwelijking van het onderwijs doet zich niet enkel in Vlaanderen voor. In alle OESO-landen samen bedroeg het gemiddelde percentage vrouwen 97% in het kleuteronderwijs, 82% in het lager onderwijs, 67% in het lager secundair onderwijs en 57% in het hoger secundair onderwijs. Die percentages liggen in de buurt van de cijfers voor Vlaanderen.
Vrouwen vormen intussen de meerderheid in de groep Vlaamse hoogopgeleiden, en ze overwegen vaker dan mannen een onderwijsloopbaan. Over het algemeen aanvaarden ze ook gemakkelijker deeltijdse of tijdelijke opdrachten, die een belangrijk aandeel vormen in tewerkstelling binnen ons onderwijs.
Behalve in sommige, meestal kleinere, sectoren (zoals het deeltijds kunstonderwijs) gaat de vervrouwelijking echter verder. Vroegere cijfers toonden aan dat vrouwen niet enkel het grootste aandeel leverden van het onderwijspersoneel, maar dat hun aandeel kleiner werd naarmate het ging om jobs met meer prestige. Aan de universiteiten is dat nog steeds duidelijk: het aandeel mannen ligt bij de professoren op dit ogenblik rond 76%, terwijl bij de asssistenten de vrouwen al de meerderheid hebben met 53% tegenover 47% mannen. Bij het administratief en technisch personeel van de universiteiten is het aandeel mannen slechts 38%.
In andere taken met een hoger aanzien lijken de vrouwen echter ook letterlijk de leiding over te nemen van de mannen. Bij de schooldirecteurs in het basisonderwijs was het aandeel mannen in 2004 nog 52%, in 2014 is het gedaald naar 42,5%. In het basisonderwijs als geheel zijn de vrouwelijke directeurs nu in de meerderheid. In het secundair onderwijs zijn we nog niet zo ver, maar een zelfde evolutie tekent zich af: het aandeel mannelijke directeurs is op 10 jaar tijd afgenomen van 73% naar 63%.
Wie de leeftijdscategorieën in het onderwijspersoneel bekijkt, ziet daar geen teken van een kentering: in alle onderwijssectoren is het aandeel vrouwelijke personeelsleden veel groter bij de jongere leeftijdscategorieën dan bij de oudere. In het basisonderwijs is het aandeel “oudere mannen” (60+) nog 25,5%, het aandeel “jongere mannen” (20-24 jaar) is met 9,5% veel lager. In het secundair onderwijs hebben de “oudere mannen” in hun leeftijdscategorie nog een meerderheid van 52%, de “jongere mannen” zijn in hun categorie een minderheid van 25,5%.
De minister hoopt dat de maatregelen die ervoor moeten zorgen dat het lerarenberoep aantrekkelijker en duurzamer wordt, ook zullen leiden tot een kleiner onevenwicht, want hoewel ze geen ruimte heeft om in te grijpen in het aanwervingsbeleid van de scholen vindt ze toch dat diversiteit en evenwicht een meerwaarde zijn voor onderwijsinstellingen.
Maatregelen om het lerarenberoep terug aantrekkelijker te maken zijn zeker nodig, en ze kunnen allicht effect hebben op het genderonevenwicht, vindt ook De Meyer. Hij wijst bovendien op een Amerikaans onderzoek, dat tegen alle verwachtingen in aantoont dat faculteiten die docenten moesten aanwerven over het algemeen in grote mate de voorkeur gaven aan vrouwelijke kandidaten, ook voor STEM-richtingen. Vrouwen geraken volgens dat onderzoek gemakkelijker “gelanceerd” in een academische carrière, maar zelfs dames met een doctoraat zouden minder vaak solliciteren naar benoemingen tot professor. Buiten de professoraten aan de universiteiten echter lijkt het duidelijk: de vervrouwelijking van het onderwijslandschap in Vlaanderen zet zich door, ook bij het bestuurspersoneel.