Vlaams Energiebedrijf: geen nieuw Electrabel, wel nuttig!
29-06-2011
Ons energiebeleid wordt met grote uitdagingen geconfronteerd. Zo wordt er te weinig geïnvesteerd in bijkomende energieproductie in ons land. Oorzaken zijn meervoudig. De liberalisering van onze energiemarkt is mislukt. Ons vergunningenbeleid moet transparanter en sneller. Innovatie in hernieuwbare energieproductie leidt nog te weinig tot daadwerkelijke investeringen. En de investeringen in ons hoog- en laagspanningsnet moeten opgedreven worden. Tegelijk is de energie-efficiëntie van onze gebouwen nog voor verbetering vatbaar, we verspillen veel energie en warmte, ook in onze eigen overheidsgebouwen. 40% van onze totale energiebehoefte wordt gebruikt in onze huizen en gebouwen.
Het Vlaams Energiebedrijf kan en moet hierin een rol spelen om antwoord te bieden aan deze uitdagingen. Daarom wil CD&V dat het Energiebedrijf focust op een beperkt aantal doelstellingen. We moeten keuzes maken.
CD&V wil dat er twee prioritaire doelstellingen gerealiseerd worden:
Energiebesparing: jaarlijks moeten 3% van de overheidsgebouwen gerenoveerd worden om ze energie-efficiënter te maken. Dat schrijft althans een nieuwe Europese richtlijn voor. Het VEB dient, samen met de betrokken administratie, een Esco-plan uit te werken. De middelen van het VEB kunnen dan een multiplicator zijn voor de investeringen van Vlaanderen in de energiezuinigheid van zijn overheidsgebouwen. Via de NV VEB kan het model van derdepartijfinanciering worden aangenomen om de investeringen in energiebesparing te financieren voor rekening van de Vlaamse diensten, en terugbetaald worden met de financiële stromen die ontstaan uit de besparingen op de energiefactuur. Zodra de investeringen zijn terugbetaald, zal er ook een netto financiële winst zijn. Het VEB werkt dus als derde investeerder voor rekening van de Vlaamse overheid. Belangrijk voor CD&V is dat daarbij maximaal beroep wordt gedaan op private leveranciers en er samengewerkt wordt met bestaande Esco’s zoals Eandis.
Participatie: als het gaat over de productie van hernieuwbare energie en het ondersteunen van decentrale productie-eenheden, dan dient het VEB maximaal complementair te werken met de bestaande actoren en een steun te zijn voor de duurzame groei van deze veelal jonge bedrijven. Het VEB kan voor CD&V hierin een rol spelen als kapitaalsverschaffer, zoals PMV en LRM dat al deden. De participaties van LRM en PMV in energiebedrijven moeten zoveel mogelijk ingebracht worden in het VEB, maar ook de kennis van LRM en PMV moet meegenomen worden in het VEB. Het VEB moet in eerste instantie investeren in innovatieve energietechnieken en die zo naar de markt helpen brengen. Dat kan bvb. gaan over geothermie, getijdenenergie of nieuwe opslagtechnieken. Tegelijk kan het VEB voor deze spelers, door het bundelen van kleinere spelers uit de hernieuwbare energiewereld, een sterkere positie op de markt bewerkstellingen.
Wat zou het VEB beter niet doen?
het VEB mag niet marktverstorend werken. Dit wil zeggen dat het VEB geen rol te spelen heeft in de leveranciers- en/of groothandelsmarkten van gas, noch elektriciteit. Principieel kan het niet dat de overheid, die als taak heeft een vrije markt tot stand te brengen, zelf als actor gaat optreden in diezelfde markt.
Het VEB mag niet als speler of facilitator op de markt van groenestroom- en warmtekrachtcertificaten werken. Deze ondersteuningsmechanismen zijn momenteel voorwerp van een grootscheepse beleidsevaluatie. De bijsturing die hieruit zal voortvloeien moet een ingreep via het VEB in de certificatenmechanismen onnodig maken.
Het Vlaams Energiebedrijf moet alleszins voldoende werkkapitaal hebben om betekenisvol te zijn. De Vlaamse Regering bewees reeds dat ze in staat si snel veel geld in de markt op te halen. Ten tweede moet snel met het beperkte aantal Vlaamse institutionele kapitaalverschaffers aan tafel gezeten worden. En waarom zou, ten derde, ook het brede publiek geen zin hebben om aandeelhouder te worden in een Vlaams energiebedrijf? Een beursgang kan op termijn tot de mogelijkheden behoren. Ten slotte moet het Vlaams energiebedrijf de krachten bundelen met de bestaande, kleinere, Vlaamse spelers op de markt. Dat kan voor een stevige kapitaalsbasis zorgen en voor een duurzame verankering van deze sector in Vlaanderen.