Vernieuwing Kunstendecreet knoopt aan bij evoluties in kunstenlandschap
15-03-2013
De Vlaamse Regering heeft vandaag de Conceptnota 'Vernieuwing van het Kunstendecreet en beleidskader kunsten' van Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege goedgekeurd. “In het raam van de beslissing over de meerjarige subsidiëring van kunstenorganisaties vorig jaar, had ik aangegeven dat het huidige Kunstendecreet geen afdoend antwoord meer biedt voor het geëvolueerde kunstenlandschap. Er drong zich een aanpassing van het beleidskader en decreet op. Deze Conceptnota wil de kunstensector en iedereen die er bij betrokken is, een nieuwe adem en alle kansen tot meer ontplooiing geven.”
Voor de evaluatie over het Kunstendecreet werd het kunstenveld en tal van actoren waaronder commissies, steunpunten, belangenbehartigers en de Strategische AdviesRaad voor Cultuur (SARC) bevraagd. De minister liet door de Universiteit Antwerpen ook een onderzoek uitvoeren naar de wenselijkheid van verdere verfondsing en zette een commissie Schauvliege* met tien experten aan het brainstormen om een aanzet te geven aan de vernieuwing van het Kunstendecreet.
Functiegericht
In haar Conceptnota pleit de minister voor een totaalkader van instrumenten om het kunstenlandschap voldoende dynamiek geven. Daarom focust de minister op de kunstenaar en de kunstpraktijk. Ze kiest voor een functiegerichte benadering. Die is meteen gericht naar de werking en naar de praktijk, en niet naar een discipline waarin de kunstenaar of kunstenorganisatie vandaag vaak vastzit. Een schottenloze benadering van de kunsten wordt hiermee gerealiseerd.
Het algemeen kader voor een vernieuwd kunstenbeleid steunt op vijf dragers:
- De strategische visie kunsten bij het begin van de legislatuur;
- Een Vlaamse kunstcanon met duurzame kunstinstellingen;
- Een kunstenlandschap volgens een artistieke matrix;
- Specifieke landelijke initiatieven;
- Een kunstensteunpunt.
Over de kunsten wordt binnen het eerste jaar van de legislatuur een strategische visienota aan het Vlaams Parlement voorgelegd. Deze nota zal de beleidsopties voor de kunsten bepalen, inspelend op nieuwe uitdagingen en met duidelijke prioriteiten voor de komende beleidsperiode. Ze zal gebaseerd zijn op een landschapstekening en ook provincies, steden en gemeenten zullen hun landschapstekening kunnen kenbaar maken. Dit geeft meer kans aan een complementair beleid met andere overheden.
Kunstcanon van Vlaamse instellingen
Voor het kunstenveld ziet de minister twee grote groepen: de groep van Vlaamse kunstinstellingen of organisaties waarmee de Vlaamse gemeenschap een beheersovereenkomst afsluit, en het kunstenveld met kunstenaars, projecten en kunstenorganisaties die omwille van een kwalitatieve beoordeling ondersteuning krijgen van de Vlaamse overheid. De eerste groep noemt de minister de Vlaamse kunstcanon, de tweede groep is het kunstenlandschap dat beoordeeld wordt volgens een artistieke matrix.
Over de zogenaamde Instellingen van de Vlaamse Gemeenschap (nu voorzien in het Kunstendecreet) bestaan al langer vragen over de afbakening tot de huidige zes kunstinstellingen. In het Kunstendecreet ontbreken immers afdoende onderscheidende criteria en verwachtingen voor deze groep van zes. Daar komt nu verandering in. De minister beschrijft zeven cumulatieve voorwaarden waaraan deze instellingen moeten voldoen: artistieke uitmuntendheid, internationale context, volledige keten van functies, duurzame opbouw van traditie, maatschappelijke en culturele inbedding en engagement, schaal en infrastructuur, en sterk dynamisch management en bestuur. Deze instellingen zijn echte vuurtorens voor zowel het kunstenveld als voor een breed publiek. De Vlaamse Regering kan op basis van deze criteria beslissen om kunstinstellingen tot deze groep uit te nodigen. Ze sluit met deze instellingen een beheersovereenkomst van vijf jaar.
Naast deze Vlaamse kunstinstellingen zijn er nog andere kunstinstellingen die voor de Vlaamse kunstcanon dermate belangrijk zijn dat er met hen eveneens een beheersovereenkomst wordt afgesloten. Het gaat onder meer om Bozar, Flagey, deBuren, ...
Kunstenlandschap
Complementair aan de Vlaamse Kunstcanon heb je het brede en diverse kunstenveld dat van onderuit groeit en volgens een artistieke matrix functioneert. Het gaat hier om kunstenaars, kunstenorganisaties en projecten van beiden. Vernieuwend is dat de minister voor de beoordeling vertrekt vanuit het DNA van de indiener. Deze zelfprofilering is gebaseerd op de functies die een indiener opneemt. Hierin beschrijft de indiener hoe een, twee of alle functies worden ingevuld met de specificiteit van zijn kunstpraktijk (een of verschillende disciplines). De minister kiest voor vijf functieclusters die aan de grondslag zullen liggen voor de beoordeling:
- Creatie
- Productie
- Presentatie
- Participatie
- Reflectie
De eerste drie richten zich op het maken en aanbieden van kunst, maar ook op ontwikkeling en onderzoek. De twee andere zijn omkaderende initiatieven die belangrijk zijn voor de kunstpraktijk, maar niet het artistieke product tot doel hebben.
Vlaams minister van Cultuur Schauvliege: “Door een functiegerichte en niet louter disciplinaire beoordeling halen we de schotten tussen de disciplines weg en kan het subsidie-instrument beter ingezet worden voor het bereiken van sommige doelstellingen.”
Structurele ronde van 5 jaar
Nieuw is dat kunstenaars, naast de bestaande ontwikkelingsgerichte en internationale beurs, met een meerjarige beurs kunnen worden ondersteund. Voor projecten wordt een flexibele tijdsduur ingevoerd die ook meerjarig kan zijn. En de meerjarige ondersteuning van kunstenorganisaties zal in het nieuwe decreet vijf jaar bedragen i.p.v. twee en vier nu. De beoordeling zal gebeuren door een pool van experts, zowel inzake de functies als disciplinair.
Er komt ook een instrument dat de exploitatie, de promotie en de begeleiding van kunstenaars ondersteunt, met een sterke internationale focus, het koopt kunst aan en geeft opdrachten in de kunsten, telkens met een goede presentatie als resultaat. In het huidige decretaal geregelde subsidiebeleid kwamen die elementen onvoldoende aan bod. Het is een soort stimuleringsfonds dat accurate impulsen kan geven voor opportuniteiten zonder dat een lange procedure via het Kunstendecreet moet worden doorlopen. In eerste instantie wordt aan drie stimuli gedacht: kunst in opdracht, aankoop van kunst en internationale export. Het statuut van dit nieuwe instrument moet nog worden bepaald, maar het kan een aparte organisatie zijn binnen de overheid, zoals bijvoorbeeld het Topstukkenfonds.
Vlaams minister Schauvliege: “Ik wil ook een al tien jaar aanslepende discussie over de verwachtingen naar het Vlaams Architectuurinstituut sluiten. Het VAi werkt als een sectorinstituut, maar het wordt via het Kunstendecreet gedwongen om een steunpunt te zijn. Nochtans heeft het VAi in haar meer dan 10-jarig bestaan bewezen best te functioneren als instituut met de uitgave van het Jaarboek, de organisatie van de Dag van de Architectuur, de inzending naar de Architectuurbiënnale van Venetië en de talrijke tentoonstellingen die het opzet. Daarom zal ik voortaan met het VAi een beheersovereenkomst afsluiten als sectorinstituut.”
Eén kunstensteunpunt
Omwille van de nieuwe functiegerichte benadering van het kunstenveld wenst de minster tot 1 kunstensteunpunt te komen door het samengaan van VTI (Vlaams Theater Instituut) , BAM (Instituut voor beelden, audiovisuele en mediakunst) en MuziekCentrum Vlaaneren (MCV). Hierdoor ontstaat er een organisatie met een gebundelde expertise, gedeelde overhead, een beter veldoverzicht, en kan het zich opwerpen als een duidelijk aanspreekpunt voor alle sectoren, meer interdisciplinaire analyses en werking. Er wordt hierbij voldoende zorg besteed aan sectorspecifieke zaken, evenals aan de sociaal-artistieke sector en de kunsteducatie. Een belangrijke opdracht van het kunstensteunpunt wordt de opmaak van de landschapstekening die de strategische visietekst bij het begin van de legislatuur moet voeden.
Verfondsing en impulsbeleid
Het onderzoek van de UA naar de wenselijkheid van een verdere verfondsing beschrijft 4 buitenlandse voorbeelden (Nederland, UK, Denemarken en Catalonië). Het geeft een afwegingskader met argumenten pro en contra en reikt scenario’s van verdere verfondsing in Vlaanderen aan. Samen met de Conceptnota bezorgt de minister deze studie aan hetVlaams Parlement. Het is immers het Vlaams Parlement dat al dan niet een keuze moet maken om bepaalde bevoegdheden van de Vlaamse Regering te verfondsen. Ook de twee bestaande fondsen – het Vlaams Fonds voor de Letteren en het Vlaams Audiovisueel Fonds – zijn parlementaire initiatieven.
Voorts wil Vlaams minister Schauvliege met een impulsbeleid nieuwe initiatieven stimuleren die de dynamiek in de kunstensector bevorderen. “Dit kan gaan over specifieke impulsen voor bepaalde regio's, maar ook over cross-overs met andere beleidsdomeinen of transversale initiatieven in innovatie, onderwijs, economie, toerisme, stedenbeleid, ... Tegelijk heb ik ook het kader uitgewerkt voor een complementair beleid met provincies en steden en gemeenten. Dat moet gestoeld zijn op overleg en klare afspraken waarbij iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt.” Dit is een gevolg van de Interne Staatshervorming waarbij er één hoofddossier bij één overheid wordt ingediend en waarbij nog max. twee overheden tussenkomen.
Het is tot slot ook de bedoeling om de planlast naar de kunstenaars en organisaties zo sterk mogelijk te beperken. Tot nog toe moesten ‘kleine’ organisaties en ook kunstenaars even zware dossiers indienen als grote organisaties. Daarom zal in het Kunstendecreet een gradatie van planlast worden ingevoerd in functie van het gevraagde subsidiebedrag.
*Expertencommissie: Eric Antonis, Stefaan De Ruyck, Wouter Hillaert, Carine Meulders, Saida Sakali, Dominique Savelkoul, Annick Schramme, Dirk Snauwaert, Carlo Van Baelen en Don Verboven.