Unieke omgevingsvergunning biedt ondernemers sneller en beter resultaat
19-04-2013
Op voorstel van de Vlaamse ministers Schauvliege (Leefmilieu) en Muyters (Ruimtelijke Ordening) keurde de Vlaamse Regering vandaag het Omgevingsvergunningsdecreet een eerste keer principieel goed. Door de milieu- en stedenbouwkundige vergunning in een unieke Omgevingsvergunning te integreren komt de Vlaamse Regering tegemoet aan een jarenlange verzuchting van de bedrijfswereld. Bedrijven die een vergunningsplichtig project willen realiseren, hoeven voortaan slechts 1 vergunningsaanvraag in te dienen en slechts 1 openbaar onderzoek en 1 adviesronde te doorlopen. De vergunning geldt in principe voor onbepaalde tijd. Tot nog toe werd de milieuvergunning voor max. 20 jaar verleend. Het permanent karakter van de Omgevingsvergunning biedt grotere bedrijfszekerheid, bespaart op kosten en wakkert investeringen aan.
Vlaams minister van Leefmilieu Joke Schauvliege: “De ondernemerswereld pleit al jaren voor vlottere en snelle procedures die enerzijds de administratieve lasten tot een minimum herleiden en anderzijds bijdragen tot een rechtszekere en betere besluitvorming. Snelle, eenvoudige en rechtszekere vergunningsprocedures zijn een noodzaak voor ondernemingen die in Vlaanderen willen investeren. Ook projecten van burgers en overheden hadden nood aan gelijkaardige procedurewinsten.”
Eerst stemde de Vlaamse Regering op 22 juni 2011 in met een startnota voor de invoering van de unieke Omgevingsvergunning en op 23 december 2011 met een conceptnota. Na advies van de VVSG, de VVP, de MinaRaad, de SARO en de SERV nam de Vlaamse Regering op 6 juli 2012 een aangepaste initiële conceptnota aan. Op 23 december 2012 nam de Vlaamse Regering akte van de voorstellen tot gesloten lijsten van Vlaamse en provinciale projecten. Het Omgevingsvergunningsdecreet dat vandaag een eerste principiële goedkeuring kreeg, is het logische verlengstuk van dat traject.
Tijdwinst en beter resultaat
De huidige vergunningverlening voor de stedenbouwkundige handelingen en verkavelingen zoals bepaald in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, en voor de exploitatie van ingedeelde inrichtingen in toepassing van het Milieuvergunningsdecreet wordt gebundeld in het Omgevingsvergunningsdecreet. Het decreet integreert bovendien de behandeling en beoordeling van een milieueffectrapport en een omgevingsveiligheidsrapport in de nieuwe vergunningsprocedure. Dat moet leiden tot een efficiëntere vergunningverlening met een maximale synergie van de te doorlopen stappen. Dat moet voor alle betrokkenen tijdwinst en een beter eindresultaat opleveren.
Deze tabel geeft een overzicht van de in het Omgevingsvergunningsdecreet vooropgestelde beslissingstermijnen.
Bevoegde overheid | Gewone vergunningsprocedure | Vereenvoudigde vergunningsprocedure | Beroepsprocedure |
College van Burgemeester en Schepenen | 105* (verlengbaar met 60)** 120 (verlengbaar met 60 )** | 60 |
|
Deputatie | 105*(verlengbaar met 60)** 120 (verlengbaar met 60 )** | 60 | 60*** of 120 * (verlengbaar met 30)** |
Vlaamse Regering | 105 (verlengbaar met 60)** 120 (verlengbaar met 60 ) | 60 | 60*** of 120 * (verlengbaar met 30)** |
* in geval geen advies van een omgevingsvergunningscommissie;
** verlenging enkel in geval van bestuurlijke lus of beslissing door de gemeenteraad over de aanleg van wegen;
*** ingeval van beroep tegen een beslissing overeenkomstig de vereenvoudigde vergunningsprocedure.
Naast tijdwinst zorgt de geïntegreerde vergunningsprocedure voor een aanzienlijke vermindering van de administratieve lasten. Zo moet de aanvrager slechts één geïntegreerd aanvraagdossier laten opmaken i.p.v. twee onderscheiden aanvraagdossiers.
De overheid zal zich in de toekomst met één stem uitspreken over de toelating van zowel de milieu- als de stedenbouwkundige aspecten van een project. Dat vermijdt het risico op tegenstrijdige beslissingen en verhoogt de rechtszekerheid.
Het inschakelen van milieuvergunningscommissies in de milieuvergunningsprocedure sinds de invoering van het VLAREM (1991) heeft bijgedragen tot een kwaliteitsvollere vergunningverlening. Het decreet wil dit bestendigen door de advisering van complexe en omvangrijke projecten via provinciale en gewestelijke omgevingsvergunningscommissies, met vertegenwoordigers van alle betrokken gewestelijke, provinciale en gemeentelijke overheden, te laten verlopen. Deze commissies zullen één geïntegreerd advies verlenen aan de bevoegde vergunningverlener.
Van onbepaalde duur
Het decreet laat toe dat de Omgevingsvergunning voor de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten voor onbepaalde duur geldig is. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan een Omgevingsvergunning van bepaalde duur worden verleend. Deze gevallen (bv. zonevreemde bedrijven met het oog op herlokalisatie; vergunningen waarvan het voorwerp op zich eindig is van aard: ontginningen, grondwaterwinningen,…) worden limitatief opgesomd in het decreet. De kostprijs voor het opstellen en indienen van een vergunningsaanvraag voor de exploitatie van een modale ingedeelde inrichting bedraagt nu al gauw 4.000 euro. Bij een permanente vergunning vervallen deze kosten.
Een exploitant ervaart nu vooral onzekerheid met een vergunning van bepaalde duur bij de verandering van een bedrijf. De huidige regelgeving laat in principe niet toe om voor veranderingen aan een inrichting een vergunning te verlenen voor een langere termijn dan deze die samenvalt met de einddatum vermeld in de basisvergunning. Exploitanten die voor de verandering investeringen hebben gedaan, riskeren momenteel die kosten na het verstrijken van de vergunningstermijn niet meer te kunnen recupereren. Bij een Omgevingsvergunning van onbepaalde duur hoeft de vergunninghouder of exploitant voor zijn bedrijfsinvesteringen niet systematisch rekening te houden met de eindigheid van zijn vergunning.
Dat een Omgevingsvergunning permanent is, mag in geen geval afbreuk doen aan de bescherming van de mens en het leefmilieu. Ook de inspraak van de bevolking over de exploitatie blijft zonder meer gewaarborgd via een aantal flankerende maatregelen:
1. De exploitatie wordt aan evaluaties onderworpen:
- de specifieke evaluatie: te organiseren bij nieuwe Best Beschikbare Technieken (BBT’s), BBT-conclusies en actie- en uitvoeringsplannen van de Vlaamse Regering in het geval het nodig zou zijn opgelegde milieuvoorwaarden bij te stellen;
- de integrale periodieke evaluatie: voor bedrijven met GPBV-installaties die onder de toepassing van de Europese richtlijn Industriële Emissies vallen, eveneens in het geval het nodig zou zijn opgelegde milieuvoorwaarden bij te stellen.
2. Op het einde van elke exploitatieperiode van 20 jaar krijgt het publiek de kans opmerkingen te formuleren over de verdere exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit. In het geval van opmerkingen start een procedure voor de vergunningverlenende overheid voor het bijstellen van de Omgevingsvergunning. Dit kan leiden tot een wijziging van de milieuvoorwaarden, het beperken van het voorwerp of van de duur van de exploitatie. Als het risico of de hinder niet tot een aanvaardbaar niveau kan worden herleid door het bijstellen van de milieuvoorwaarden kan aan het voorwerp van de Omgevingsvergunning worden geraakt. Zo ook zal de duur van de vergunning alleen kunnen worden beperkt als de exploitatie niet verder verenigbaar is met de ruimtelijke bestemming. In dat geval zal de resterende duur niet minder dan zeven jaar mogen zijn. Dit laat toe dat een inrichting kan worden geherlokaliseerd of dat een sanering kan worden doorgevoerd.
Vooroverleg en administratieve lus
Over het project kunnen de initiatiefnemer en de overheid vóór aanvang van de formele vergunningsprocedure een vooroverleg houden. Met dit vooroverleg wil de overheid aan de initiatiefnemer duidelijkheid verschaffen over de haalbaarheid van het project. Dit geeft de initiatiefnemer kans het project alsnog bij te sturen in functie van de regelgeving.
Er wordt tevens een administratieve lus ingesteld. Dat betekent dat de vergunningsaanvrager na het openbaar onderzoek of tijdens de administratieve beroepsprocedure nog wijzigingen aan de vergunningsaanvraag kan aanbrengen. Wijzigingen aan de vergunningsaanvraag die tegemoetkomen aan de opmerkingen van de adviesinstanties of van de omwonenden en niet leiden tot een verminderde bescherming van het leefmilieu en de mens en de rechten van derden niet onevenredig benadelen, hoeven niet opnieuw aan het openbaar onderzoek onderworpen te worden. Andere wijzigingen uiteraard wel. In zoverre een nieuw openbaar onderzoek plaatsvindt, wordt de beslissingstermijn automatisch verlengd.
Als de (in eerste of laatste administratieve aanleg) bevoegde vergunningverlenende overheid procedurefouten vaststelt, kan zij deze verhelpen, tenzij derde belanghebbenden daardoor onevenredig zouden worden benadeeld.