Uitvoeringsbesluit nieuw Kunstendecreet principieel goedgekeurd
06-02-2014
Het recent goedgekeurde nieuwe Kunstendecreet is in volle uitvoering. Op voorstel van minister van Cultuur Joke Schauvliege heeft de Vlaamse Regering onlangs ook het ontwerp van uitvoeringsbesluit principieel goedgekeurd. Dit besluit bouwt verder op de principes van het nieuwe Kunstendecreet dat gefaseerd in werking zal treden.
Het voorontwerp van besluit voorziet een timing voor de diverse stappen van het nieuwe beleidsproces, evenals overgangsbepalingen in functie van de huidige regelgeving.
Functies en brede disciplineclusters
Het nieuwe Kunstendecreet geeft ondersteuning op basis van de functies (ontwikkeling, productie, presentatie, participatie en reflectie) en niet op basis van de disciplines. Met het oog op de beoordeling die zowel de functies als sectorspecifieke elementen moet behandelen, omschrijft het uitvoeringsbesluit vier disciplineclusters: beeldende kunst, muziek, podiumkunsten, en architectuur en vormgeving. De brede, flexibele disciplineclusters beantwoorden aan de hybridisering van de disciplines. Dat betekent bijvoorbeeld dat een muziekensemble moet worden beoordeeld door experten in de functies die het ensemble zelf heeft aangeduid, maar ook door muziekexperten, en niet door bijvoorbeeld experten beeldende kunst.
In de praktijk krijgen de aanvragers de mogelijkheid in hun aanvraagformulier een gedetailleerde zelfprofilering op te stellen. Dat kan aan de hand van de functies, de disciplines, de subdisciplines of een combinatie ervan. Deze bottom-upbenadering garandeert de aanvrager de grootst mogelijke openheid.
Meer aanvraagmogelijkheden
Voor beurzen en alle vormen van projectmatige ondersteuning, met uitzondering van de tussenkomsten voor buitenlandse presentaties, de netwerkondersteuning en de kunstenaarstoelagen, is gekozen voor drie vaste indiendata – 15 september (van het jaar voorafgaand aan de subsidie), 15 januari en 15 mei – om volgende redenen:
Gelijke indiendata voor kunstenaars en organisaties schenken meer duidelijkheid;
De verhoging van het aantal indieningsmomenten voor organisaties van twee naar drie, laat toe korter op de bal te spelen (activiteit en subsidie sluiten sneller op elkaar aan) en de besluitvorming te versnellen;
Met drie indiendata wordt een betere spreiding over het jaar voorzien. Dit vermijdt een flessenhals bij de beoordeling.
Beoordeling op maat
Het nieuwe beoordelingsysteem door experten beoogt een gezonde balans tussen vernieuwing en continuïteit. Door de expertencommissies per aanvraagronde telkens opnieuw samen te stellen, worden nieuwe visies in het beoordelingsproces gebracht. Dat voorkomt dat aanvragers elke keer door dezelfde commissieleden worden beoordeeld. De variëteit aan stemmen en de wisselende selecties van commissieleden beperken ook de kans dat ontwikkelingen in het veld over het hoofd worden gezien.
Daarnaast wordt continuïteit gewaarborgd:
Bij de samenstelling van de commissies wordt geopteerd voor een mix van ervaren en nieuwe adviseurs.
Een kleine pool van voorzitters (ten minste 5 leden) bewaakt, samen met het secretariaat, de gelijkwaardige behandeling van de dossiers over verschillende aanvraagrondes en tijdelijke commissies.
Opdat alle potentiële beoordelaars binnen de pool op de hoogte zouden zijn en blijven van de realisaties van gesubsidieerde kunstenaars en organisaties, krijgen twee opvolgingssystemen een nieuwe invulling:
De prospecties zullen worden gemonitord. Op deze manier is er controle op een goede dekkingsgraad en spreiding van de te prospecteren activiteiten in het gesubsidieerde kunstenveld.
Wat de werkingssubsidies betreft zullen de werkbezoeken door de commissieleden in het nieuwe systeem samen met het toezicht door de administratie georganiseerd worden. Een selectie van beoordelaars zal tweemaal per subsidieperiode een werkbezoek brengen aan de organisaties.
De opgedane informatie en kennis van prospecties en werkbezoeken zullen aangewend worden in het beoordelingsproces doordat van beide een verslag moet worden opgesteld.
Naast een draaiboek over het advieswerk wordt coaching voorzien voor de pool van beoordelaars en de pool van voorzitters zodat de afstemming van de beoordelingspraktijk van de wisselende commissies optimaal is.
Aangepaste kwantitatieve normen
Organisaties die een werkingssubsidie ontvangen, moeten voortaan een functiegerelateerd percentage aan eigen inkomsten verwerven. Vroeger schommelden de normen voor de eigen inkomsten van 5 tot 12,5% naargelang de discipline of de werkvorm. Nu zullen ze consequent met de nieuwe functiebenadering verschillen naargelang de functie(s) waarop een organisatie inzet.
Organisaties die inzetten op de functies productie of presentatie – en dus sterk publieksgerichte activiteiten ontwikkelen – zullen minimum 12,5% eigen inkomsten moeten verwerven ten opzichte van de artistieke uitgaven. Als deze organisaties ook inzetten op andere functies heeft dit geen invloed op de te behalen norm.
Organisaties die inzetten op ontwikkeling, participatie of reflectie, maar niet op productie of presentatie, zullen - aangezien zij minder publieksgerichte activiteiten ontwikkelen - minimum 5% eigen inkomsten moeten verwerven ten opzichte van de artistieke uitgaven.
Het opleggen van een minimum aantal activiteiten en nieuwe producties wordt niet langer als norm opgelegd. De redenen zijn:
De voorbije jaren werd in de kunstensector eerder een teveel dan een tekort aan nieuwe producties gemaakt.
Door organisaties met een publieksgerichte werking (functies productie of presentatie) te verplichten de norm van 12,5% eigen inkomsten te halen, zullen zij sowieso voldoende publieksgerichte activiteiten moeten organiseren.
Het ontwerp van uitvoeringsbesluit Kunstendecreet gaat nu voor advies naar de Strategische AdviesRaad voor Cultuur (SARC) en de Raad van State. De definitieve goedkeuring van de teksten is gepland voor het einde van de legislatuur.
U kunt het ontwerp lezen op de site van het agentschap Kunsten en Erfgoed: http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/9850719-Uitvoeringsbesluit.html