Uitkeringen beperken in tijd: een schijnoplossing voor onze arbeidsmarkt
14-05-2014
Bart De Wever beweerde zondag in de Zevende Dag dat ik zelf voorstander zou zijn van een in de tijd beperkte werkloosheidsuitkering. Hij deed dat op basis van een tekst van mijn hand van 2011. Deze tekst is echter ondertussen achterhaald. De federale regering besliste immers in 2012 om een versterkte degressiviteit in te voeren van de werkloosheidsuitkeringen. Ze deed dat om werkzoekenden aan te zetten sneller een job te aanvaarden. Ook de definitie van een ‘passende dienstbetrekking’ is toen verruimd. Werkzoekenden zijn nu verplicht een passende job te aanvaarden in een straal van 60km rond hun woning, voorheen lag die grens op 25km. Het federale activeringsbeleid is dus fel aangescherpt. De stok achter de deur is er, getuige ook het stijgend aantal uitkeringen die al dan niet tijdelijk geschorst worden, en dit in de 3 gewesten. Dankzij de 6de staatshervorming zal het RVA-beleid ook geïntegreerd kunnen worden in dat van VDAB.
Het beperken van de werkloosheidsuitkering in de tijd is zo een overbodige discussie geworden. Het verschil tussen de werkloosheidsuitkering van een langdurig werkzoekende en een leefloon is heel beperkt geworden. Na 3 jaar gaat het nog om een verschil van 107 euro per maand en na 4 jaar werkloosheid is het verschil tussen een uitkering en een leefloon nog slechts 45 euro. De uitkering stoppen na 2 of 3 jaar biedt dus nauwelijks nog een financiële prikkel om het werk sneller te hervatten.
Belangrijkste effect is dat de steden en gemeentes dan opdraaien voor de uitkeringen en de factuur zo doorgestuurd wordt naar onze lokale besturen. Bovendien verdwijnen leefloners al snel van de activeringsradar van VDAB. Op dit moment zijn er ongeveer 52.864 Vlamingen langer dan 2 jaar werkzoekend. De beperking in de tijd dreigt in één klap het aantal leefloners meer dan te verdubbelen.
Vorig jaar waren er in ons land bijna 150.000 mensen die een leefloon konden genieten, zowat 30% of zowat 45.000 daarvan wonen in Vlaanderen. Veelal werd dit in het verleden beschouwd als een vergeetput voor de arbeidsmarkt. Nochtans zijn veel mensen uit deze heterogene groep wel degelijk in staat om terug een reguliere job op te nemen. Veel OCMW’s zijn de voorbije jaren dan gestart met het activeren van hun leefloners, met wisselend succes.
Ook Frank Vandenbroucke, de vorige minister van werk, zag het potentieel van deze mensen voor de arbeidsmarkt. Via een reeks proeftuinen werden verschillende activeringsconcepten getest. Al snel bleek dat, mits een goede begeleiding, o.m. door een betere samenwerking met de VDAB, de uitstroom naar werk fors verhoogd kon worden, tot 43% van de betrokken leefloners. De onderzoekers van het HIVA schatten dat zowat 2/3 van de leefloners inzetbaar is op de arbeidsmarkt.
Of iemand verplichten om gemeenschapsdienst te doen effectief helpt om de doorstroom naar de arbeidsmarkt te doen, is voor discussie vatbaar. Maar dat deze mensen, voor zover arbeidsrijp, in een traject naar werk moeten kunnen, is duidelijk. Opleiding, begeleiding en werkervaring moeten onderdeel zijn van zo’n traject. De expertise daartoe zit bij de VDAB. Het is dus van groot belang dat de VDAB een samenwerking uittekent met elk OCMW in Vlaanderen om er voor te zorgen dat elke leefloner effectief begeleidt wordt naar werk.
In het Vlaams Parlement heeft minister van werk, Philippe Muyters, dit ook toegezegd, na een parlementaire vraag van ondergetekende. Helaas zijn die woorden grotendeels dode letter gebleven. Minister Muyters had beloofd om met elk OCMW in Vlaanderen een samenwerkingsakkoord te sluiten. Helaas … Van de 308 OCMW’s was er blijkbaar maar eentje de moeite om dat ook effectief doen, nl. dat van de stad Antwerpen. De 307 andere OCMW’s en hun leefloners moeten blijkbaar nog even wachten.
In plaats dus van een zinloze beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd door te voeren, zou er beter werk worden gemaakt van een versterkte activering van leefloners, door een versterkte samenwerking tussen de VDAB en élk Vlaams OCMW.
Ook de activering vanuit VDAB kan trouwens beter. Knelpuntopleidingen van VDAB kennen nog steeds te lage uitstroomcijfers, veelal te wijten aan het gebrek aan stages gedurende de opleiding. Ook inzake taalopleidingen kan nog een tandje bijgestoken worden. 33.459 Vlaamse werkzoekenden zijn op dit moment het Nederlands niet of nauwelijks machtig. Maar VDAB organiseert dit jaar slechts 12.000 taalopleidingen. Nochtans kreeg minister Muyters extra geld voor zijn VDAB; het budget steeg met zowat 90 miljoen euro op 5 jaar tijd tot ongeveer 641 miljoen euro. Geen sprake dus van een Moesen-norm.
De uitdagingen voor Muyters’ opvolger zijn groot. Het beperken van de werkloosheidsuitkering in de tijd zal echter niet helpen. Dat is intussen een schijnoplossing die niemand nog vooruit helpt. Er ligt ander werk op de plank!