Uitbouw van de achterhaven van Zeebrugge met een strategisch Haveninfrastructuurproject (SHIP)
09-05-2014
Er is vandaag een belangrijke stap vooruit gezet voor de bouw van een nieuwe zeesluis in de achterhaven van Zeebrugge. Er worden 2 projectalternatieven onderzocht voor de aanpassing van de verkeersinfrastructuur. In beide alternatieven worden onder het nieuwe doorvaartkanaal tunnels aangelegd voor de tram en voor voetgangers en fietsers. Vandaag heeft de Vlaamse Regering op voorstel van Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken Hilde Crevits kennis genomen van de verdere aanpak van dit dossier en de projectalternatieven die verder worden onderzocht.
Met het SHIP-project (Strategisch HavenInfrastructuur Project) zal de achterhaven van Zeebrugge verder uitgebouwd worden. Een bijkomende open getijzone wordt in de haven gecreëerd door de bestaande Visartsluis om te bouwen tot een open vaargeul. Meer landinwaarts, ter hoogte van de Carcokesite, wordt een nieuwe sluis gebouwd. De sluis van 1907 is sterk verouderd en beantwoordt niet meer aan de noden van de huidige scheepvaart. Voor de Short Sea trafieken dreigt een tekort aan beschikbare ruimte in de voorhaven van Zeebrugge. Als oplossing wordt voorzien in het dempen van het Prins Filipsdok en het Oud-Ferrydok, waardoor nieuwe terreinen ontstaan voor de ontwikkeling van shortsea-activiteiten.
Door het onder getijde brengen van een gedeelte van de achterhaven wordt dit deel ook blootgesteld aan stormvloeden. Om overstromingen te vermijden zullen de bestaande of nieuwe dijken, kaaimuren en aanpalende terreinen moeten worden verhoogd.
Ten zuiden van de nieuwe sluis zullen eveneens bijkomende industrieterreinen ontwikkeld worden langs het Verbindingsdok en het Boudewijnkanaal, dat deels verbreed zal worden.
Momenteel is de project-MER voor het SHIP-project in opmaak. De project-MER beschrijft de waterbouwkundige ingrepen en twee alternatieven voor de ingrepen aan landzijde. De realisatie van de getijzone impliceert een aanpassing van de verkeersinfrastructuur. Aangezien de Visartsluis verdwijnt, verdwijnen ook de twee overgangen waarlangs het weg en het tramverkeer rijdt. Voor de aanpassing van de verkeersinfrastructuur worden in de project-MER twee projectalternatieven onderzocht.
Vandaag heeft de Vlaamse Regering kennis genomen van de verdere aanpak van dit dossier en de projectalternatieven die verder worden onderzocht. In beide projectalternatieven worden onder het nieuwe doorvaartkanaal (ter hoogte van de huidige Visartsluis) tunnels aangelegd voor de tram en voor voetgangers en fietsers. Over het doorvaartkanaal wordt een brug voor spoorverkeer voorzien.
Het verschil tussen beide projectalternatieven bestaat in de aanpak van het wegverkeer. In het eerste scenario worden onder het nieuwe doorvaartkanaal bijkomende tunnels voor het wegverkeer aangelegd. In het tweede scenario wordt het wegverkeer via een 2 x 1 omleidingsweg over het SHIP-terrein omgeleid via de bruggen bij de nieuwe sluis ter hoogte van de Carcokesite. Het niet lokaal verkeer wordt daarbij naar de in aanleg zijnde A11 gestuurd. Beide projectalternatieven worden verder uitgewerkt om finaal een keuze te kunnen maken in het kader van het oplossen van de huidige en toekomstige mobiliteitsproblematiek, verbonden aan het SHIP-project, in de haven van Zeebrugge.
De nodige voorbereidingen worden getroffen om voor de bijkomende technische studies van beide projectalternatieven Europese cofinanciering aan te trekken.
Vlaams Minister Crevits: “De ontwikkeling van de Vlaamse zeehavens als toegangspoorten voor Vlaanderen verdient de hoogste prioriteit. Met de nieuwe zeesluis in het SHIP-project wordt de maritieme toegang tot de haven van Zeebrugge op een kwaliteitsvolle manier ontdubbeld. Verder onderzoek zal uitwijzen op welke manier ook de verkeersinfrastructuur binnen de haven op een kostenefficiënte en kwaliteitsvolle manier kan worden gerealiseerd. Het is belangrijk de tram als volwaardig alternatief voor de wagen aan te bieden. Om duurzame verplaatsingen te stimuleren moet de tram qua reistijd competitief zijn met het autoverkeer. Vandaar dat we ervoor geopteerd hebben om in beide scenario’s de tram via een tunnel onder het doorvaartkanaal te laten rijden. “