Minister van economie en werk Nathalie Muylle stelde tijdens een bezoek aan voedingsbedrijven Agristo en Plukon, maatregelen voor om bedrijven te ondersteunen die getroffen worden door de gevolgen van een eventuele no-deal-brexit. Ze deed dat in aanwezigheid van Bart Buysse van sectorfederatie Fevia. De voedingsindustrie is een belangrijke exportgerichte sector en volgt de brexit met argusogen.
Nathalie Muylle: “We hopen uiteraard nog steeds dat het Verenigd Koninkrijk akkoord zal gaan met de uittredingsregeling en we willen tot een ambitieuze toekomstige samenwerking komen. Voor onze bedrijven is dat overduidelijk het beste scenario. Toch moeten we rekening houden met alle mogelijke scenario's, waaronder dat van een 'no deal'. Voor die specifieke situatie werken we aan een regeling die bedrijven moet helpen om de zwaarste schokken op te vangen."
Getroffen bedrijven zullen hun arbeidsduur kunnen verminderen of een specifieke vorm van tijdskrediet of economische werkloosheid kunnen invoeren. De maatregelen zijn gebaseerd op gelijkaardige maatregelen die bestonden tijdens de economische crisis van 2009-2011. Het gaat om tijdelijke maatregelen die bedrijven helpen om het ergste moment van crisis te overbruggen.
Een brexit met een uittredingsakkoord en een ambitieuze toekomstige relatie is van groot belang voor Belgische bedrijven. Het Verenigd Koninkrijk is een belangrijke handelspartner voor veel van onze bedrijven. De kans op een harde brexit zonder akkoord is de laatste maanden dan wel afgenomen, ze is nog lang niet volledig van de baan. Een harde brexit kan zich voordoen als het Verenigd Koninkrijk voor 31 januari – de huidige uittredingsdatum – geen groen licht geeft voor het uittredingsakkoord. Maar ook als het akkoord wel wordt aanvaard, kan een harde brexit zich nog voordoen bij het aflopen van de overgangsperiode op 31 december 2020.
Minister Muylle benadrukt dat het belangrijk is dat bedrijven zich blijven voorbereiden op alle mogelijke situaties. De minister stelde drie tewerkstellingsmaatregelen voor die ingeroepen kunnen worden door getroffen bedrijven indien het worst-case scenario van een harde brexit zich zou voordoen.De inspiratie voor deze maatregelen werd gevonden in de crisismaatregelen zoals die van toepassing waren in de periode 2009-2011. Het gaat om vormen van tijdelijke werkloosheid voor bedienden, het tijdskrediet en de collectieve arbeidsduurvermindering:
- Brexit-arbeidsduurvermindering: Arbeidsduurvermindering kan een instrument zijn voor ondernemingen om de vermindering van werk op te vangen en de loonkosten te doen dalen, zonder over te moeten gaan tot naakte ontslagen. De tijdelijke aanpassing van de arbeidsduur en de invoering van de vierdagenweek kunnen enkel worden ingevoerd via een collectieve arbeidsovereenkomst. Een forfaitaire RSZ-vermindering wordt voorzien.
- Brexit-tijdskrediet van één vijfde of de helft van een voltijdse betrekking. Werknemers ontvangen een uitkering om hun inkomensverlies gedeeltelijk op te vangen. Deze uitkeringen zijn dezelfde als die voor het gewone tijdskrediet. Deze vorm van vermindering van de arbeidsprestaties zal niet in aanmerking wordt genomen voor de maximale duurtijd van het gewone tijdskrediet.
- Economische werkloosheid motief brexit: Op basis van dit specifieke systeem kan een werkgever zijn bedienden in economische werkloosheid plaatsen voor een maximale periode van 8 kalenderweken per jaar bij een volledige schorsing en voor maximaal 13 kalenderweken per jaar bij gedeeltelijke arbeid. Wanneer de werkgever gebruik maakt van dit specifieke systeem behoudt hij volledig de mogelijkheid om de algemene regeling van economische werkloosheid voor bedienden toe te passen.
De maatregelen zullen slechts voor een korte termijn van toepassing zijn, zodat de eerste en zwaarste schok van een no-deal-brexit kan opgevangen worden. Dit moet de werkgever toelaten de tewerkstelling te behouden terwijl hij zijn activiteiten herstelt.Deze regeling is enkel bedoeld voor werkgevers die in economische moeilijkheden verkeren als gevolg van de brexit.
Concreet gaat het om werkgevers die op korte termijn worden getroffen door een daling van ten minste 5 % van de omzet, van de productie of van het aantal bestellingen als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Deze bedrijven zullen een erkenning moeten aanvragen bij de minister van werk.
Voedingssector
Minister Muylle stelde de maatregelen voor tijdens een bezoek aan voedingsbedrijven, omdat de mogelijke gevolgen van een no-deal-brexit voor die sector erg groot zijn. Uit een analyse van de FOD Economie op basis van voorlopige schema’s voor invoerrechten, blijkt dat één vijfde (20,79%) van onze export naar het Verenigd Koninkrijk onderworpen zou zijn aan invoerrechten. Het zou onder meer om vlees gaan en om landbouwproducten als kaas en suiker.
Qua volume aan invoerheffingen voor Belgische producten, zou pluimvee op de derde plaats komen, na voertuigen en brandstoffen. Het Britse invoerrecht voor Belgisch kippenvlees zou gemiddeld 17,4% bedragen en bovendien zouden ook 71 specifieke beperkingen gelden op de hoeveelheid ingevoerd pluimveevlees in het VK.
Naast invoerheffingen, kan de voedingssector bij een no deal ook geconfronteerd worden met verschillen in regelgeving op vlak van voedselveiligheid, die de export van voedingsproducten bemoeilijken, en zullen de producten onderhevig zijn aan controles. Volgens een studie van de KU Leuven tot slot, kan een no-deal-brexit tot maximaal 4.500 arbeidsplaatsen kosten in de voedingssector.