Strengere voorwaarden voor verlengen mandaat topmanagers
27-09-2013
In vier Koninklijke Besluiten tekent Staatssecretaris Hendrik Bogaert de nieuwe loopbaan voor de topambtenaren van de federale overheid uit. De Ministerraad keurde ze vanmiddag goed.
De vier Koninklijke Besluiten (voor FOD’s, POD’s, ION’s en OISZ’s) liggen in het verlengde van de nieuwe loopbaan voor alle federale ambtenaren. Net als hun medewerkers worden topmanagers voortaan jaarlijks geëvalueerd. Ook de eindvermeldingen zijn dezelfde: uitstekend, voldoet aan de verwachtingen, te ontwikkelen of onvoldoende.
Topmanagers worden benoemd voor een periode van zes jaar. Om dat mandaat een eerste keer te verlengen, zullen ze nu minstens voldoet aan de verwachtingen moeten behalen bij een evaluatie. Wie na 12 jaar nog een derde mandaat ambieert, moet uitstekend scoren.
Hendrik Bogaert: “Net als voor al onze andere medewerkers willen we nagaan of de mandaathouders hun job goed doen. We evalueren hen daarom op dezelfde manier. Het gaat hier bovendien om functies met grote verantwoordelijkheden. Het is dan ook logisch dat we bepaalde voorwaarden opleggen om mandaten te verlengen. Die voorwaarden zijn nu nog beter bepaald dan voorheen.”
Mandaathouders die willen verder werken na hun 65e kunnen dat als de Minister (in het geval van Voorzitters van de directiecomités) of de Voorzitter (voor andere mandaathouders) daarmee instemt.
Mandaathouders die na twee termijnen opnieuw een statutaire ambtenarenfunctie opnemen, gaan over naar een hogere klasse dan die waarin zij voordien werkten. Daarvoor moeten ze bij hun laatste evaluatie wel minstens voldoet aan de verwachtingen gehaald hebben.
Ook het probleem van de tijdelijke vervangingen in mandaatfuncties krijgt een oplossing. Vervangers krijgen een premie van ongeveer 600 euro per maand (bruto, niet geïndexeerd). Voorwaarde is wel dat de selectieprocedure om een nieuwe mandaathouder aan te stellen al opgestart is.
Hendrik Bogaert: “We moeten goede mensen aan boord kunnen houden. Leeftijd of de wil om het wat kalmer aan te doen, mogen daarbij geen beletsel vormen. Deze maatregelen komen aan die verzuchtingen tegemoet.”