Staatsveiligheid: term "schadelijke sektarische organisatie" blijft problematisch
08-02-2013
Naar aanleiding van het lek in de media over een geheim rapport van de Staatsveiligheid over de activiteiten van sommige schadelijke sektarische organisaties, ondervroeg Rik Torfs de minister van Justitie over de wettigheid van het onderzoek en naar hun werkelijk bedreigend karakter voor onze democratische samenleving.
In een persverklaring naar aanleiding van het lek betreffende de rapporten van de Staatsveiligheid verklaarde de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat dat men bij het beoordelen of een organisatie een schadelijke sektarische organisatie is, zich baseert op de lijst die samengesteld werd door de parlementaire onderzoekscommissie over sekten. De administrateur-generaal vond het daarom verwonderlijk dat hem nu verweten werd de wet niet na te leven.
Omdat de lijst waarnaar de administrateur-generaal verwees, slechts een addendum betrof bij het verslag van de parlementaire onderzoekscommissie, dat op zich nooit goedgekeurd werd door het parlement, vroeg Rik Torfs in de plenaire vergadering aan de minister van Justitie of de Staatsveiligheid zich wel degelijk op deze lijst kon baseren bij het voeren van een onderzoek naar hun activiteiten.
In haar antwoord stelde de minister dat de Staatsveiligheid bij het voeren van een onderzoek gebonden is door de wettelijke omschrijving van schadelijke sektarische organisaties zoals vastgelegd in de wet van 30 november 1998. Daarmee gaf ze aan dat de Staatsveiligheid zich niet kon baseren op de bewuste lijst van sektarische organisaties (zoals de administrateur-generaal eerst verklaarde), maar dat telkens de wettelijke vereisten moesten worden onderzocht. Bovendien benadrukte de minister dat het Comité I bevoegd was om na te gaan of de Staatsveiligheid binnen de wettelijke grenzen van zijn bevoegdheid bleef.
Senator Torfs: "Het is positief dat de minister van Justitie verduidelijkte dat de wettelijke voorwaarden telkens moeten worden gerespecteerd. Toch blijft de term "schadelijke sektarische organisatie" problematisch. Het Comité I moet voldoende mogelijkheden krijgen om na te gaan of de grondwettelijk verankerde godsdienstvrijheid en het recht op privacy niet miskend worden door de inlichtingendiensten."
Torfs vindt dat men met dergelijke kwesties niet te lichtzinnig mag omspringen. "De fundamentele principes van de rechtsstaat moeten ten allen tijde gevrijwaard blijven", besluit hij.