Voor velen is hij bekend als de trainer van Sven Nys, voor anderen dan weer als oprichter van het trainings- en begeleidingscentrum Energy Lab. En sinds vorig jaar helpt hij Hilde Crevits om leerlingen meer te laten bewegen op school. Maar hoe motiveer je zowel volwassenen als leerlingen om voldoende te bewegen? En wat kunnen recreatieve sporters leren van topsporters? Paul Van Den Bosch vertelt ons zijn geheim.
Paul, voor je sporttrainer werd, was je triatleet. Vanwaar de overstap naar het trainerschap?
Paul: “Ik werd, in de jaren 80, tijdens m’n sportcarrière begeleid door internist en sportdokter Bert Van den Langenberg uit Mol. Dankzij hem heb ik de echte wetenschappelijke sportbegeleiding, die toen nog in de kinderschoenen stond, leren kennen. De manier waarop hij zijn atleten begeleidde en testte met hartslagmeters en melkzuurmeting, werkte voor mij inspirerend. Na m’n carrière ben ik zijn manier van werken zelf gaan toepassen. Begin jaren ’90 bouwde ik mijn garage om tot testruimte waar ik een eigen labo had met een ergometerfiets en een loopband, en waar ik melkzuurtesten uitvoerde. Dat vergde natuurlijk een hele investering, zonder dat ik enige garantie had op succes. Maar ik was erdoor bezeten en ging ermee aan de slag.”
Maar voor elke sporter die ik begeleid, of het nu een recreant of topsporter is, blijft mijn boodschap dezelfde: je moet enorm gedreven zijn om iets te bereiken.
Winst en verlies liggen voor een topsporter dicht bij elkaar. Moet je als trainer dan ook een goede motivator zijn?
Paul: “Alvorens je mentor bent, doorloop je een hele evolutie: van trainer, naar coach, naar mentor. Eerst ben je trainer en focus je op het technische aspect: het maken van trainingsschema’s. Nadien komt het coachen, want een atleet heeft naast trainingsschema’s ook nood aan mentale ondersteuning. Uiteindelijk evolueer je dan naar een mentor en komen er meer zaken bij die ook onrechtstreeks met de sport te maken hebben. Als er bijvoorbeeld een familiaal probleem is bij de atleet, kan je een steunpilaar zijn. Maar voor elke sporter die ik begeleid, of het nu een recreant of topsporter is, blijft mijn boodschap dezelfde: je moet enorm gedreven zijn om iets te bereiken. Je moet gepassioneerd en gefocust zijn, en openstaan voor innovatie. Want atleten die kopiëren, zijn altijd een stap te laat. Als je kopieert, is er al iemand die een stap verder staat.”
Naast topsporters en recreatieve sporters, heb je ook mensen die wat minder actief zijn. Wat kunnen zij doen om meer te bewegen?
Paul: “Mensen moeten ervan bewust worden dat ze voldoende moeten bewegen en hun zitpatroon doorbreken. Vandaag sterven meer mensen door te veel te zitten dan door te roken. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie beweeg je best 5 keer 30 minuten matigintensief per week. Dat betekent thuis klusjes doen, in de tuin werken, te voet of met de fiets naar de winkel gaan. En daarnaast per week ook 3x20 minuten intensief bewegen. Dat kan gewoon al door rustig te lopen. Als je die twee zaken combineert, beweeg je voldoende. Maar laat het duidelijk zijn: er is een verschil tussen bewegen en sporten. Sporten is bewegen, maar bewegen is niet sporten. Gelukkig zetten mensen die beginnen bewegen vaak de stap naar het echte sporten. ”
In hoeverre kunnen werkgevers een rol spelen?
Paul: "Bedrijven nemen vandaag meer en meer hun verantwoordelijkheid voor de gezondheid van hun werknemers. Een schitterende evolutie is dat. Zo implementeren we vandaag met Energy Lab heel wat vitaliserende programma’s in deze bedrijven. Werkgevers stimuleren hun werknemers tegenwoordig dus ook om meer te bewegen, zoals met de fiets naar het werk te gaan. Bij sommige bedrijven zijn er fietsvergoedingen, een premie waarbij de helft van een e-bike wordt terugbetaald, of is er de keuze tussen een bedrijfswagen of een e-bike."
"Zelf ben ik een fervent fietser en gezien mijn leeftijd kan ik nog stevig op m’n koersfiets rijden (lacht). Maar sinds ik in juni een e-bike heb gekocht, doe ik veel meer verplaatsingen met de fiets. Ik ben er trouwens van overtuigd dat een deel van het fileprobleem zou opgelost kunnen worden door e-bikes en het aanleggen van fietssnelwegen, waardoor mensen ook op een veilige manier hun werk kunnen bereiken."
"Hetzelfde met de scholen. Er wordt wel gezegd dat kinderen met de fiets naar school moeten, maar er zijn scholen waar je je kinderen echt niet met de fiets naartoe wil sturen. Dat terwijl ik ouders alleen maar kan aanmoedigen om hun kinderen te voet of met de fiets naar school te laten gaan. Maar dan moeten de nodige fiets- en voetpaden er wel zijn. De overheid heeft daar nog een belangrijke taak in te vervullen.”
Is er ook een andere mindset nodig bij de mensen zelf?
Paul: “Zeker en vast. We moeten de switch maken en niet altijd de auto nemen voor korte verplaatsingen. Dat heeft natuurlijk met de hectiek van de tijd te maken. Alles moet snel gaan, want we hebben niet veel tijd. Al duurt een verplaatsing met de fiets niet zo veel langer dan met de auto. Toen ik nog in Mol lesgaf, legde ik met de wagen 22 kilometer af in 40 minuten, met mijn fiets zou ik er 55 minuten over doen. Het gaat maar om een kwartiertje extra tijd dat je opgeeft en tegelijkertijd heb je bewogen. Wat is dat kwartiertje dan?”
Die verandering van mindset wil je ook in scholen doorvoeren, daarom werkte je met Hilde Crevits aan een actieplan. Kan je daar wat meer over vertellen?
Paul: “Tijd voor geZONtijd is een actieplan van de minister dat uit vier pijlers bestaat: sportinfrastructuur, EHBO en reanimatie, gezonde voeding, en beweging. In april vorig jaar heeft de minister mij gevraagd om mee werk te maken van een beweegplan. Want we zien dat slechts een laag percentage kinderen aan de beweegnorm voldoet. Voor kinderen tot acht jaar betekent dat minimum één uur per dag matig-intensief bewegen. Naargelang de kinderen ouder worden, gaat het percentage van kinderen die voldoen aan deze beweegnorm zelfs fel naar beneden."
"De beweegarmoede neemt dus toe, net als obesitas. Dat heeft niet alleen een onmiddellijke impact op die kinderen, maar in een latere fase ook op de maatschappij. Op een bepaald moment krijg je echt een maatschappij waarbij het moeilijk is om mensen gezond en de sociale zekerheid betaalbaar te houden. Jongeren moeten ook in het onderwijs meekrijgen dat bewegen belangrijk is, niet alleen leren lezen en schrijven. Door meer te bewegen, kunnen kinderen zich beter concentreren op school en worden de schoolresultaten beter. Iedereen weet dat.”
Gelukkig hebben we met Hilde Crevits een minister die van bewegen én gezonde voeding een strijdpunt heeft gemaakt
We zitten dus in een cultuur waarin bewegen nog te weinig aandacht krijgt?
Paul: “Inderdaad. Onlangs verschenen tegelijkertijd de nieuwe voedingsdriehoek en de nieuwe beweegdriehoek. In de media ging het enkel over de voedingsdriehoek, over de beweegdriehoek heb ik weinig of niets gehoord of gelezen. Dat is heel vreemd, terwijl de juiste hoeveelheid bewegen zeker zo belangrijk is of zelfs belangrijker dan of je nu wel of niet aardappelen, rijst of brood mag eten. Je hoort me wel niet zeggen dat gezonde voeding niet belangrijk is hé. De nieuwe voedingsdriehoek vind ik zelfs zeer goed. Maar bewegen en voeding moeten op dezelfde manier gepercipieerd worden. Gelukkig hebben we met Hilde Crevits een minister die van bewegen én gezonde voeding een strijdpunt heeft gemaakt, die beiden op gelijke hoogte zet met elkaar en die daar extra aandacht wil aan geven in de scholen."
"In het beweegplan dat ik opstelde, nam ik als doelstelling mee dat elk kind in de lagere school elke dag een extra beweegkwartier moet krijgen, zontijd genoemd. Het is mijn hoop dat leerlingen op een bepaald moment aan hun leerkracht vragen: ‘is het nog geen zontijd? Moeten we niet gaan bewegen?’. Maar dan merken we dat het niet evident is om dat begrip te implementeren, net door de cognitieve cultuur die er heerst. Vandaag hebben 241 scholen oftewel 10% van alle lagere scholen in Vlaanderen het engagement uitgesproken om mee te doen met ons project. Dat aantal groeit elke week. Je ziet dat we iets op gang trekken, dat we een logge tanker in beweging aan het krijgen zijn. Want een beweegcultuur is er in Vlaanderen niet, en zeker niet op de Vlaamse scholen."
"Toch geloof ik dat het gaat lukken en dat het misschien binnen vijf jaar dagelijkse kost is dat kinderen tijdens de lesuren een extra kwartier gaan bewegen. Uiteraard is het niet de verantwoordelijkheid van de scholen om dat volledige beweegpakket van een kind in te vullen, kinderen en ouders hebben ook hun verantwoordelijkheid. Maar scholen hebben voor een stuk mee die verantwoordelijkheid op te nemen.”
Heb je ook al kritiek gekregen op je beweegplan?
Paul: “Vooral via sociale media krijg je te horen dat een extra kwartier bewegen niet gaat lukken zolang de minister geen extra tijd, middelen en mensen vrijmaakt. Maar de middelen zijn er om een kwartier te bewegen, want bewegen kost niks. Joggen kost niks, tikkertje spelen kost niks, dansen kost niks en voor trefbal heb je maar één of twee ballen nodig. De tijd is er ook, want het moet gebeuren tijdens de lesuren. Het is dus niet dat leerkrachten extra tijd moeten vrijmaken of dat er extra mensen aangeworven moeten worden. Een kwartiertje vrijmaken tijdens de hele dag dat je met die kinderen bezig bent, ik denk niet dat dat een probleem kan zijn. Gewoon die switch maken. Ik ben er zeker van dat het de minister gaat lukken, omdat ik weet dat ze daar voor 200% achter staat. Niet enkel achter het bewegingsplan, maar achter het volledige plaatje met gezonde voeding, sportinfrastructuur en EHBO."
We wensen je alvast veel succes!