Slechts de helft van de hygiene-inspecties in horeca-zaken zijn gunstig (2010-2014)
22-06-2015
Vooral in studentensteden neemt het fenomeen van pizza-, kebab- en pita-afhaalrestaurants enorm toe. Dit type van horeca situeert zich voornamelijk in uitgangskwartieren en studentenwijken. Ook in buurten met een leegstandsprobleem vinden deze handelszaken gretig hun biotoop. Net door regelmatige en grondige controles op deze ondernemingen zal de ondernemer die oog heeft voor kwaliteit het halen binnen deze sector. CD&V-Kamerlid Els Van Hoof pleit daarom bij de bevoegde ministers Borsus en Peeters voor grondige controles.
Het principe van de zogenaamde take-away is simpel. Je loopt binnen, doet een bestelling en enkele minuten later stap je buiten met een snelle hap. Zoals voor elk restaurant, geldt dat de kwaliteit vooropstaat en dat de consument ook alleen naar de restaurants zal gaan die goede kwaliteit bieden. Het correct naleven van de juiste normen inzake hygiëne en voedselveiligheid door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) is daarom een absolute vereiste net zoals controles door de Economische inspectie.
“In sector is duidelijk een verschuiving aan de gang door de sterke opkomst van afhaalrestaurants. Het koninklijk besluit van 1984 dat de voorwaarden waaraan restaurants moeten voldoen, dient volgens mij daarom te worden herzien. Ik ben van oordeel dat er nieuwe voorwaarden gesteld moeten worden aan afhaalrestaurant en dat ze aan ruimere reglementering onderworpen moet worden inzake beroepskennis en -bekwaamheid, zoals dat voor een restaurant nu al noodzakelijk is. De reglementering waaraan afhaalrestaurants nu moeten voldoen is te beperkt”, stelt Kamerlid Van Hoof.
Uit het antwoord van minister van Economie en Werk Kris Peeters blijkt dat de Economische Inspectie honderden onderzoeken uitvoert in de horecasector. In 2011 waren er dat 709, waarvan 608 met bestraffing pro justitia en 101 waarschuwingen, en in 2014 524, waarvan 263 met bestraffing pro justitia en 129 waarschuwingen. Die onderzoeken behelzen het nagaan of de wetgeving of een aspect ervan wordt nageleefd, zoals prijsaanduiding, inschrijving in de KBO en ondernemingsvaardigheden. Dat zijn trouwens de drie belangrijkste problemen die worden vastgesteld. Onderzoeken volgen op klachten omdat geweten is dat deze in de meeste gevallen terecht zijn vandaar het groot aantal pro justitia’s in verhouding tot het aantal onderzoeken.
“Ook op vlak van hygiënevoorschriften moet alles correct en volgens de regels verlopen. Daarom stuur ik bij minister van Middenstand Willy Borsus aan op meer en grondigere FAVV-controles. Die zijn nodig om de strikte naleving van de reglementeringen af te dwingen en dienen om uitbaters te sensibiliseren”, zegt federaal parlementslid Els Van Hoof.
En dat inspecties nog steeds nodig zijn, bewijzen de cijfers. Tussen 2010 en 2014 werden er 53.633 hygiëne-inspecties uitgevoerd bij eetgelegenheden. Ook hier is er geen opsplitsing van cijfers mogelijk naar afhaalrestaurants. Slechts 52% zijn gunstig. De belangrijkste zware inbreuken waren de properheid van de oppervlaktes in contact met levensmiddelen, het respecteren van de koudeketen, bedorven levensmiddelen, het ontdooien van levensmiddelen onder ongegepaste omstandigheden, persoonlijke hygiene en passende en propere kleding.
De cijfers worden per provincie opgesplitst. Vlaams-Brabant (61,5%) en Limburg (63,9%) komen er het gunstigste uit. Henegouwen het minst gunstig (slechts 25,7%):
3738 inspecties in Vlaams-Brabant, 61,5 % gunstig
6986 inspecties in Antwerpen, waarvan 49,8 % gunstig
6839 inspecties in Brussel, waarvan 46 % gunstig
4455 inspecties in Henegouwen, waarvan 25,57 % gunstig
4467 inspecties in Limburg, waarvan 63,9 % gunstig
6396 inspecties in Luik, waarvan 56,2 % gunstig
1888 inspecties in Luxemburg, waarvan 57,2 % gunstig
2411 inspecties in Namen, waarvan 59,3 % gunstig
6875 inspecties in Oost-Vlaanderen, waarvan 56,7 % gunstig
1924 inspecties in Waals-Brabant, waarvan 47,9 % gunstig
7654 inspecties in West-Vlaanderen, waarvan 52,6 % gunstig
Het Kamerlid pleit daarnaast ook om in een uitgebreidere opleiding inzake hygiënevoorschriften en voedselveiligheid te voorzien. De opleiding die nu dient te worden gevolgd is louter een formaliteit. Daarnaast stelt Van Hoof aan de minister voor om ,in de schoot van de regering en eventueel in samenspraak met de deelstaten, een ruimer debat te voeren om het uitbaten van een afhaalhorecazaak te koppelen aan een steekhoudende (basis)horeca-vakopleiding die de beroepsbekwaamheid van de uitbater aantoont. Nu dienen uitbaters enkel gekend te zijn bij het FAVV.
“Ik ben blij dat minister Borsus vragende partij is om in samenwerking met de gewesten en gemeenschappen mee te werken om opleidingen te voorzien die de beroepsbekwaamheid van de uitbaters uitbreidt. Het is immers evident dat in deze sector de reglementeringen moeten worden aangepast. Wanneer men vaststelt dat afhaalrestaurants steeds meer echte restaurants lijken te worden, terwijl ze aan veel minder strenge voorwaarden moeten voldoen, dan moet er iets veranderen. Vanuit de horeca zelf rijst ook de vraag waarom deze aan minder strenge reglementering zijn onderworpen dan zijzelf. Een gepaste, verplichte opleiding voor uitbaters van afhaalrestaurants die hun beroepsbekwaamheid garandeert is dan ook een keurmerk naar de klant toe en komt de sector ten goede”, besluit Van Hoof.