Rationeel onderwijsaanbod?
Het Vlaamse onderwijs telt nu 11 studierichtingen minder dan vorig schooljaar, vernam Vlaams parlementslid Jos De Meyer uit het antwoord van minister Smet op zijn schriftelijke vraag. Dat er nu “slechts” 332 studierichtingen worden ingericht tegenover 343 vorig jaar heeft echter niet te maken met een plan om te streven naar minder studierichtingen, wel met scholen die studierichtingen niet inrichten omdat er geen leerlingen voor zijn.
Niet alle studierichtingen zijn immers even sterk bevolkt. Een studierichting in Vlaanderen telt gemiddeld 15,79 leerlingen in het gemeenschapsonderwijs en 22,81 leerlingen in het vrij onderwijs. De cijfers per klasgroep kan men daar niet uit afleiden door dat getal nog eens te delen door twee, omdat specialisatiejaren wel in deel uitmaken van een graad, maar toch een eigen naam krijgen. De bezetting van de studierichtingen verschilt niet enkel naar het onderwijsnet, maar nog veel meer naar de richting. Binnen het studiegebied land-en tuinbouw bijvoorbeeld hebben scholen van het gemeenschapsonderwijs in hun derde graad bso dierenzorg gemiddeld 125 leerlingen (62,5 per leerjaar), maar slechts 8,5 voor tuinaanleg en –onderhoud.
Studierichtingen die sterk bezet zijn, zijn daarom niet de studierichtingen die meest aansluiten op de arbeidsmarkt. In het technisch onderwijs telt de derde graad bouwtechnieken gemiddeld slechts 4 leerlingen in het gemeenschapsonderwijs, terwijl de derde graad lichamelijke opvoeding en sport er 62,67 telt. In het vrij onderwijs gaat het om 20.29 voor bouwtechnieken en 71,79 voor lichamelijke opvoeding en sport.
Een lage gemiddelde bezetting betekent daarom niet dat de leerlingen steeds in kleine klasgroepen zitten, maar samenzettingen van te kleine studierichtingen maken de schoolorganisatie wel zeer moeilijk. Voor de buitenwereld is het daarbij vaak ook heel onduidelijk waarin bepaalde studierichtingen van elkaar verschillen, en De Meyer vraagt zich dan ook af of het aantal studierichtingen niet verminderd moet worden. Blijft het onderscheid tussen “textiel- en chemische technieken” (gemiddeld 1 leerling) “textielproductietechnieken” (gemiddeld 3) en “textiel-en designtechnieken” (gemiddeld 10) in de derde graad tso zinvol?
In het Vlaamse onderwijs zijn dit schooljaar 151 programmaties toegestaan en gerealiseerd. Zoals blijkt uit de cijfers heeft dat niet geleid tot een groter aantal afstudeerrichtingen. Meestal ging het om scholen die een studierichting realiseerden die al bestond in andere scholen, maar die plaatselijk wenselijk was. De minister stond programmaties voornamelijk toe als het ging om studierichtingen die toeleiden naar een knelpuntberoep.
Een aantal van die nieuwe programmaties heeft echter slechts weinig leerlingen, merkt De Meyer op. De lijst van nieuwe programmaties toont zelfs 22 nieuwe programmaties die op 1 oktober 2013 slechts één leerling telden in de school die ze aanvroeg. Toch even over nadenken?