Het aantal ongeneeslijk zieken dat een aanvraag tot palliatief forfait indient, blijft jaar na jaar toenemen. In 2017 werden 26.845 aanvragen ingediend om een financiële tegemoetkoming te verkrijgen. Daarmee stijgen de aanvragen de laatste jaren elk jaar zo’n 3%, ten opzichte van 2010 is er al een toename van 30%. Leuvens CD&V-politica Els Van Hoof pleit ervoor om het palliatief forfait niet enkel beschikbaar te maken voor zij die minder dan 3 maanden te leven hebben.
Els Van Hoof: “Dat meer mensen beter en vroeger geïdentificeerd worden als palliatieve patiënt is positief. Door mijn in 2016 goedgekeurde wet is het levensverwachtingscriterium, waarbij de patiënt nog maar 3 maanden te leven mag hebben, verruimd." Hierdoor kan men veel vroeger met de patiënt en zijn naasten het zorgtraject bespreken en dit echt afstemmen op de noden van de patiënt en zijn familie. "Maar om het palliatief forfait, de financiële ondersteuning, aan te vragen, geldt het levensverwachtingscriterium nog wel. Dit is compleet tegenstrijdig. Ook hier moet het criterium van een levensverwachting van 3 maanden worden verruimd”, stelt Els Van Hoof.
Patiënten die geen kans meer hebben op genezing en vallen onder het ‘palliatief statuut’, kunnen maximaal twee keer een financiële ondersteuning aanvragen. Die ondersteuning – het palliatief forfait – is een toeslag voor geneesmiddelen, verzorgingsmateriaal en hulpmiddelen die palliatieve thuispatiënten zelf (gedeeltelijk) moeten bekostigen. Deze tegemoetkoming wordt toegekend voor een periode van 1 maand en kan nadien nog maximaal 1 maal aangevraagd worden. Dit kan enkel als de vermoedelijke overlijdensdatum binnen de drie maanden is en de arts een palliatief statuut toekent. Deze toelage bedraag op dit moment 673,11. In 2017 gaf Volksgezondheid 17,5 miljoen uit aan de palliatieve forfaits.
“Naast al het fysieke en mentale leed dat ziek zijn met zich meebrengt, moeten patiënten vaak ook nog met heel wat financiële zorgen afrekenen”, zegt Van Hoof in een reactie. “Het palliatief forfait tracht om die financiële zorgen verzachten, toch minstens voor een deel, of te verminderen voor mensen die thuis willen sterven.” 38% van de mensen die een eerste aanvraag tot palliatief forfait indienen overlijden binnen de 30 dagen na hun aanvraag tegenover 51,6% van de patiënten binnen de periode van 60 dagen.
De meeste patiënten overlijden dus binnen de 60 dagen na hun eerste aanvraag. Het aantal zit echter in dalende lijn, tot 2013 zat dit cijfer respectievelijk nog steevast boven de 40% in de eerste 30 dagen en 60% binnen de 60 dagen na hun eerste aanvraag. Van Hoof schat de daling positief in: “Dit kan erop wijzen dat mijn wetswijziging ervoor zorgt dat patiënten eerder hun palliatieve zorg inplannen.”
Van Hoof verwijst hiermee naar haar in 2016 goedgekeurde wet die zorgt voor een ruimere benadering van palliatieve zorg. Palliatieve zorg mag hierdoor niet enkel beschikbaar zijn voor patiënten in de laatste fase, met een levensverwachting van 3 maanden, van hun leven. Van deze wet werd ondertussen al een eerste deel omgezet via het Koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot vaststelling van de criteria om een palliatieve patiënt te definiëren. Dit KB laat toe om een patiënt veel vroeger te identificeren als palliatief. De wet Van Hoof bepaalt echter ook dat de Koning moet werk maken van een inschaling van de zorgnoden van de palliatieve patiënt en een koppeling van deze noden aan het palliatief forfait. De PICT-studie bepaalde zo drie categorieën: een eenvoudig, verhoogd of volledig statuut. Dit KB werd nog niet genomen.
“Mijn wet is een eerste aanzet om stap voor stap tot een bredere benadering van palliatieve zorg te komen. De einddoelstelling is vanzelfsprekend om betere zorg voor de hulpvrager te garanderen. Palliatieve zorg is niet louter en alleen verbonden aan sterven. De overheid moet uitgaan van palliatieve zorg gericht op zorgnoden, en niet enkel op levensverwachting. Het niet meer dan logisch dat als men vroeger geïdentificeerd kan worden als palliatieve patiënt, man ook vroeger erkend kan worden voor de financiële ondersteuning van palliatieve zorg.
Daarom moet het levensverwachtingscriterium ook geschrapt worden uit de voorwaarden voor het palliatief forfait. Ook moeten we de omvang van het palliatief forfait veel meer afstemmen op de zorgnoden van de palliatieve patiënt. Als de patiënt vroeg geïdentificeerd is, heeft men nog veel minder kosten. Men heeft bijvoorbeeld nog niet veel dure medicatie nodig, maar wel al psychologische ondersteuning. Door te werken met een schaal op basis van zorgnoden gekoppeld aan het palliatief forfait kunnen we echt werk maken van een getrapte zorg waarbij we de zorg maximaal kunnen afstemmen op noden van de patiënt,” besluit de Leuvense.