Oplossing fiscaal probleem jeugdwerk in de maak
09-07-2015
Verschillende erkende jeugdorganisaties en jeugdhuizen in Vlaanderen worden door de fiscus op de vingers getikt omdat ze geen onroerende voorheffing betalen. Nochtans zijn lokalen van erkend jeugdwerk in Vlaanderen vrijgesteld van de heffing als ‘onderwijsinfrastructuur’. Ondanks eerdere afspraken wordt die vrijstelling plots geweigerd. Op een vraag van An Christiaens gaf de minister van jeugd aan dat hij samen met de minister van financiën snel tot een oplossing wil komen.
Lokalen van erkend jeugdwerk zijn in Vlaanderen in principe als ‘onderwijsinfrastructuur’ vrijgesteld van onroerende voorheffing en dit op basis van artikel 12, § 1 en artikel 253, 1° van het Wetboek van inkomstenbelastigen (WIB ’92) en de omzendbrief FB/VLABEL/2007 betreffende “Vrijstelling van onroerende voorheffing voor onroerende goederen bestemd voor onderwijs”.
In 2011 werd afgesproken dat jeugdwerk dat erkend of gesubsidieerd wordt via het decreet Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid en hun respectievelijke afdelingen aanspraak kan maken op een vrijstelling van onroerende voorheffing. Ook jeugdhuizen die aangesloten zijn bij Formaat vallen onder deze regelgeving. Zij hebben immers een pedagogisch karakter en hun activiteiten gaan veel verder dan het organiseren van fuiven, optredens en het uitbaten van een café.
Via een online aanvraagformulier op www.jeugdlokalen.be kunnen organisaties die erkend zijn door Vlaanderen een vrijstelling aanvragen. Hiervoor moeten zij voldoen aan de drie criteria in de omzendbrief, namelijk het systematische karakter van het onderwijs, het ontbreken van winstbejag en de hoofdzakelijke bestemming voor didactische doeleinden.
Ook lokaal of provinciaal georganiseerd jeugdwerk dat voldoet aan bovenstaande criteria komt in aanmerking voor een vrijstelling van onroerende voorheffing. Zij kunnen echter geen gebruik maken van het online aanvraagformulier maar moeten elk jaar een bezwaarschrift indienen nadat ze een aanslagbiljet voor onroerende voorheffing hebben ontvangen. Daarvoor hebben ze een attest van de provincie of de gemeente nodig of moeten ze zelf een bezwaarschrift indienen. De belastingdienst heeft het recht om al dan niet een vrijstelling toe te kennen maar zet daar nu de hakbijl in.
An Christiaens: “Verschillende dossiers zijn geweigerd of staan nog open en dit zorgt voor heel wat onzekerheid bij de organisaties. We moeten opletten dat we waardevolle initiatieven niet overladen met administratie. Het kan niet dat Vlaanderen organisaties erkent en ondersteunt maar hen vervolgens fnuikt met fiscale bureaucratie. We moeten een duurzame oplossing vinden voor de vrijstelling van onroerende voorheffing, hoe sneller hoe beter.”
De minister van jeugd geeft aan op de hoogte te zijn van het probleem en werkt samen met de Vlaamse Jeugdraad, de Ambrassade, de Vlaamse Belastingsdienst en het kabinet financiën aan een oplossing. Er wordt gedacht aan de erkenning als objectieve toetssteen voor de vrijstelling. De Ambrassade werkt aan een GIS-databank voor Vlaams jeugdwerk die kan dienen als ruimtelijk kader. Voor de dossiers die geweigerd zijn of nog openstaan kan minister Gatz geen oplossing bieden, die beslissing ligt enkel bij minister Turtelboom. Aan haar vraagt Gatz om enige welwillendheid aan de dag te leggen.
An Christiaens: “De bereidwilligheid van de minister is positief, maar ik dring in het belang van het jeugdwerk aan op een snelle beslissing. De piste van erkenning als voorwaarde voor de vrijstelling zou ook een oplossing kunnen zijn voor het dispuut van de jeugdhuizen met de BTW-inspectiediensten. Ook die discussie sleept al lang aan en het zou goed zijn als met beide problemen tegelijk komaf kan worden gemaakt.”