OPINIESTUK: Vandaag school zijn - om morgen de stad te maken
14-03-2013
De leidend ambtenaar van de GGC, de heer Joris, wijst in zijn interview met Brussel deze Week (BDW, 20/2/13) op het belang van onderwijs in Brussel. Volledig terecht : de scholen in onze stad, en de kinderen die er les volgen, vormen de stad van morgen. De uitdagingen waar de Brusselse scholen voor staan, zijn niet min, o.a. als gevolg van de sterke demografische groei die Brussel meemaakt. Meer scholen (en dus ook meer leerkrachten) is de boodschap. De heer Joris pleit er in hetzelfde artikel o.a. voor om de onderwijsbevoegdheid naar de GGC over te dragen. CD&V volgt hem daar niet in. De overdracht van onderwijs naar de GGC houdt de facto een ‘vergewestelijking’ in van deze bevoegdheid. En dat is niet de lijn die we willen volgen.
Brussel, grootstad en vele malen hoofdstad, moet alle kansen tot ontplooiing krijgen. De Brusselaars verdienen dit. We pleiten dus voor een sterk Brussels Hoofdstedelijk Gewest, mét een sterke aanwezigheid van de Vlaamse en Franse gemeenschap. . Ook de gemeenschappen moeten dus maximaal hun verantwoordelijkheid opnemen voor de inwoners van de stad. In dialoog en in nauw overleg met elkaar. Het is dus aan beide gemeenschappen samen om ervoor te zorgen dat in Brussel goede én voldoende scholen aanwezig zijn. En de gemeenschappen investeren vandaag inderdaad in bijkomende scholen en plaatsen in Brussel. Zijn ze hierin voldoende ambitieus ? Wij hebben alvast de indruk dat dit niet altijd in een globaal kader gebeurt. De Brusselse Task Force ‘Onderwijs’, waarin zowel het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als de beide gemeenschappen aanwezig zijn, zou o.i. pro-actiever moeten optreden.
De heer Joris legt ook de nadruk op het belang van de talenkennis van de leerlingen. Terecht natuurlijk. Brussel is de informele hoofdstad van de talen, en wie er talen kent, speelt troef. Talenkennis is een cruciale factor om in Brussel aan een job te geraken. Hij pleit verder voor ‘tweetalig onderwijs’. Tweetalig onderwijs kan natuurlijk heel wat vormen en gradaties aannemen. Voor sommige leerlingen zal tweetalig onderwijs - in deze of gene vorm - inderdaad interessant zijn. Belangrijk is om altijd het onderscheid voor ogen te houden tussen de doelstelling en het instrument. De doelstelling is duidelijk, en wordt door heel veel Brusselaars gedeeld : scholen moeten twee- of meertalige leerlingen vormen. Over het meest geschikte instrument om deze doelstelling te bereiken, lopen de meningen uiteen. In ieder geval moeten we taalversterkend werken. Twee elementen lijken ons in dit debat centraal te staan.
Eén : een goede kennis van de instructietaal (het Nederlands). Onze Nederlandstalige scholen verwelkomen vandaag heel wat anderstalige leerlingen. Deze hebben er alle belang bij dat ze – liefst zo snel als mogelijk – het Nederlands onder de knie krijgen, om de leerstof goed te begrijpen. In Brussel werd op dit vlak al heel wat expertise ontwikkeld, o.a. via het Onderwijscentrum Brussel (OCB), VBB, … Maar bijkomende incentives, zoals intensieve ‘taalbaden’ (what’s in a name ?) die onlangs door de Minister van onderwijs werden voorgesteld, verdienen onze steun. Natuurlijk moeten dergelijke vernieuwende instrumenten pedagogisch op punt staan (duurtijd, intensiteit, …).
En twee : een grondige screening van de methodieken die vandaag aangewend worden voor het aanleren van de tweede (of derde) taal. Vele leerlingen krijgen tijdens hun schoolloopbaan nu al vele uren Frans per week. In de talennota van de Vlaamse regering wordt bovendien aan lagere scholen in Brussel de mogelijkheid gegeven om al vanaf het eerste studiejaar Frans te geven. Een goede zaak. Toch blijkt de kennis van het Frans op het einde van de schoolloopbaan soms onvoldoende. Dit is vreemd, want in internationale onderzoeken doen de leerlingen in Vlaanderen het wél goed voor wiskunde en andere vakken. Een logische vraag is dus : hoe zit het met de gebruikte pedagogische methoden ? En : wordt door de overheden voldoende ingezet op de uitwisseling van leerkrachten (tussen Nederlandstalige en Franstalige scholen), zodat meer ‘native speakers’ voor de klas zouden staan?
Maar naast het bouwen en financieren van voldoende scholen, met veel aandacht voor het aanleren van de instructietaal en de tweede taal, is er nog een cruciaal element : het huidige inschrijvingsbeleid in de scholen. Een goede tien jaar geleden werd het eerste Vlaamse GOK-decreet aangenomen, met stringente inschrijvingsregels. De scholen verloren de mogelijkheid om zelf een beleid ter zake te voeren. En waar staan we vandaag ? Worden de doelstellingen bereikt ? De inschrijvingsregels in Brussel zijn zeer complex (dure IT-toepassingen zijn nodig om ze toe te passen), maar zelfs de doelgroepen die de Vlaamse gemeenschap zélf naar voor schuift (Nederlandstalige leerlingen, GOK-leerlingen) , vinden soms geen plaats. Zo vallen - na de recente aanmeldingsperiode - ook Nederlandstalige kinderen nog steeds uit de boot. Dit kan en mag niet gebeuren. De Minister van Onderwijs antwoordde trouwens verleden jaar na een parlementaire vraag : “… We moeten duidelijk maken dat Nederlandstalige kinderen een plaats moeten hebben in Nederlandstalige scholen in Brussel… ”. Omdat deze kinderen het eerste doelpubliek zijn van onze Nederlandstalige scholen in Brussel. Maar ook omdat de aanwezigheid van voldoende Nederlandstalige kinderen in de klas nuttig is voor de vele anderstalige kinderen die onze scholen mogen verwelkomen …
Wat nu met dit inschrijvingsbeleid ? Hoe kunnen we bijvoorbeeld aan Nederlandstalige ouders de zekerheid bieden dat hun kinderen terecht kunnen in deze scholen ? En dat ze hierbij ook een bepaalde keuzevrijheid behouden ? Alleen scholen bijbouwen biedt o.i. geen oplossing. Sleutelen we dus opnieuw aan de inschrijvingsregels die vandaag al heel complex (maar nog steeds niet afdoende) zijn? Of durven we naar een andere horizon kijken, waarbij we schooldirecties en -besturen opnieuw (een grotere) autonomie geven om zélf een inschrijvingsbeleid uit te stippelen ? Duidelijke prioriteiten, goede wil, gezond verstand en een goede kennis van het terrein zijn soms meer waard dan talloze regels en nog veel meer uitzonderingen…