Nood aan structurele basis voor werkervaringsprojecten
13-02-2014
Het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2008 keurde de werkervaringsprojecten goed voor een periode van vier jaar (2009 t.e.m. 2012).
Ze hebben tot doel werkzoekenden met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt een leerwerkervaring aan te bieden met het oog op uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. De maatregel is bij voorrang gericht op laaggeschoolde werkzoekenden. Een werkervaringstraject duurt normaal gezien 12 maanden (minimaal 6 en maximaal 18).
Het stelsel van de werkervaringsprojecten stelde op 31/12/2012 2057 VTE tewerk. In 2012 bedroeg de kostprijs van deze maatregel 50,3 miljoen euro.
Na de eerste verlenging voor één jaar (2013), werden de projecten ook in 2013 voor één jaar verlengd (2014). Het uitblijven van een structureel besluit over de toekomst van de werkervaringsprojecten kan echter verregaande consequenties hebben voor doelgroepwerknemers, omkaderingspersoneel en de maatregel zelf. In principe moeten de leerwerkbedrijven mensen in begeleiding (zowel werkervaring, als trajectbegeleiders) in opzeg plaatsen indien er geen verlenging komt. Het BVR Werkervaring bepaalt immers dat een leerwerkervaring een minimale duurtijd van 6 maanden heeft. Dit betekent dat na 1 juli 2014 in principe geen contracten meer mogen afgesloten worden. Zonder de subsidiëring is de huidige omkadering immers te groot om te kunnen financieren.
Sonja Claes: “Gezien het bijzonder belang is elke dag dat er geen beslissing genomen wordt, een dag teveel.”
Hoewel de minister reeds in maart 2013 op een vraag om uitleg in het parlement hieromtrent antwoordde dat hij, in samenwerking met de verschillende partners, werkte aan een structurele oplossing, moeten we vandaag vaststellen dat deze structurele oplossing er nog steeds niet is.
Sonja Claes: “Een gemiste kans. Werkervaring is een belangrijke schakel in de trajectbegeleiding naar werk. Er is dringend nood aan zekerheid en een stabiel toekomstperspectief.”