De beperkte termijn voor medisch begeleide voortplanting wanneer een partner overleden is, moet worden uitgebreid. Dat is de conclusie van cd&v-Kamerlid Nawal Farih. “Het is onmenselijk om vrouwen in rouw onder tijdsdruk een beslissing over hun kinderwens te laten nemen.”
Medisch begeleide voortplanting (MBV) is in ons land wettelijk geregeld met de wet van 6 juli 2007. Er werd met die wet destijds ook in een kader voorzien voor MBV voor wensouders wiens partner overleden is, maar waarvan gameten (zaad- of eicellen) of embryo’s (genetisch materiaal van beide partners) werden ingevroren met het oog op een latere bevruchting.
Bevruchting met het genetisch materiaal van de overleden partner is momenteel mogelijk vanaf zes maanden en tot twee jaar na het overlijden. Dit geldt voor zowel inseminatie (met gameten) als implantatie (met embryo’s) én hiervoor moet door beide partners uitdrukkelijke toestemming gegeven zijn.
Langere termijnen
Met haar wetsvoorstel wil Nawal Farih de huidige termijn voor inseminatie met gameten vervangen door een termijn tot tien jaar na ‘de dag van bewaring door invriezing’. In het wettelijk kader voor MBV is dat ook de termijn die voorzien is voor de bewaring van gameten – dus ook van anonieme donors. Maar, indien de termijn voor post mortem inseminatie (van twee jaar na het overlijden van een partner) langer zou duren dan de termijn van tien jaar vanaf de dag van bewaring door invriezing, wordt nog steeds de eerste termijn aangehouden.
Onder dezelfde voorwaarden wordt de termijn voor implantatie vervangen door een termijn van vijf jaar na ‘de dag van bewaring door invriezing’ van de embryo’s naar de respectievelijke termijn in de MBV-wet.
Flair-redactrice Laura Verhulst zit in deze situatie en pleit voor versoepeling van het huidige kader in haar tijdschrift: “Ik hoop uit de grond van mijn hart dat het lukt om nog een kindje te krijgen van mijn man Kobe. Bij elke mislukte poging of tegenslag voel ik de klok meedogenloos tikken. Ik wil pleiten voor een beter beleid zodat het voor vrouwen na mij anders kan.”
“De termijn om te beslissen is in de praktijk anderhalf jaar, die bovendien al na zes maanden na het overlijden ingaat. Dat is veel te kort om te rouwen én tegelijk te beslissen over een kinderwens met een overleden partner. Een overlijden is sowieso al een emotionele rollercoaster om praktisch en financieel alles in orde te brengen. Om dan tijdens een rouwproces ook nog een zwangerschap en bevruchting te doorploegen, is heel erg zwaar. Wensouders in deze situatie worden in de praktijk naar een donorbank verwezen waar de termijnen soepeler zijn.”
cd&v-parlementslid Nawal Farih