Meer dan kwart Vlaamse ziekenhuizen volgt leidraad opvolging suïcidepogers niet
28-03-2014
Het Vlaamse suïcidecijfer ligt 1,5 keer hoger dan het EU-gemiddelde. In 2011 stierven 1.152 Vlamingen door zelfdoding, dat zijn er meer dan drie per dag. De preventie van zelfdoding is dan ook al jaren een belangrijk aandachtspunt in het Vlaams beleid.
Veruit de belangrijkste risicofactor voor zelfdoding is een suïcidepoging. De kans dat iemand die reeds een poging achter de rug heeft, overlijdt door suïcide, is 150 keer groter dan in de algemene bevolking. De helft van het aantal zelfdodingen werd voorafgegaan door een poging tot zelfdoding. Elke suïcidepoging verhoogt het risico op toekomstig suïcidaal gedrag met 30%. Binnen de groep van medisch ernstige pogingen ligt de herhalingsfrequentie nog veel hoger, waarbij bijna de helft van de patiënten binnen de 5 jaar opnieuw suïcidaal gedrag stelt.
Het is dan ook van groot belang dat aan mensen die na een suïcidepoging in het ziekenhuis terechtkomen, de best mogelijke zorg wordt verleend: opvang, inschatten van noden en risico, behandelplan, motiveren voor behandeling en vervolgzorg na ontslag. Daarvoor werd het IPEO-instrument (instrument voor psychosociale evaluatie en opvang van de patiënt) ontwikkeld. IPEO wordt gebruikt als gespreksleidraad voor het verplegend personeel en vervolgens ook toegepast door een psycholoog of psychiater na enkele dagen opname. Zo kan een risico-inschatting gemaakt worden van het suïcidale gedrag van de patiënt. In de ideale situatie wordt de vervolgzorg al vanuit het algemeen ziekenhuis geregeld. Het kan dan gaan om een opname (in psychiatrie) of een ambulante behandeling. Ook familieleden worden mee betrokken in het zorgproces.
In 15% van de gevallen weigert de patiënt zelf elke verzorging. Door het gebruik van IPEO bestaat dan de afspraak dat in dat geval de huisarts actief benaderd wordt, zodat hij of zij de patiënt van dichtbij kan opvolgen en eventueel terug kan motiveren tot behandeling.
Het Vlaams actieplan suïcidepreventie 2012-2020 formuleerde de doelstelling om deze IPEO-ketenzorg te formaliseren door het maken van vaste afspraken tussen de ziekenhuizen en de zorgverstrekkers daarbuiten. Dat is heel belangrijk, want de overgang van de ene naar de andere zorginstelling vormt immers steeds een risicomoment voor pogers. In de artikel 107-projecten nemen de mobiele crisisteams een actieve rol op in de outreachende zorg naar suïcidepogers. Mobiele crisisteams komen de patiënt al behandelen op spoed en doen, in samenspraak met de zorgverstrekkers in de regio, de verdere opvolging na ontslag. Afhankelijk van de vraag welke vervolgzorg nodig is, wordt opname in de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis of in een psychiatrische ziekenhuis of binnen beschut wonen, psychiatrische thuiszorg, revalidatie of ambulante vervolgzorg overwogen.
40 van de 56 (71%) ziekenhuizen in Vlaanderen werken momenteel mee aan het IPEO-instrument. Dat bleek uit de cijfers die Vlaams volksvertegenwoordiger Katrien Schryvers kreeg van Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen. 16 ziekenhuizen houden de boot nog af, zelfs na aandringen van de minister. Antwerpen en West-Vlaanderen zijn de slechtste leerlingen van de klas. 6 op 14 ziekenhuizen in Antwerpen en 4 op 11 in West-Vlaanderen werken nog niet met IPEO. Reden die de niet-deelnemers daarvoor aangeven is o.m. het gebrek aan personeel, waardoor er geen tijd kan worden vrijgemaakt voor IPEO. Er zijn ook psychiaters die, om onduidelijke redenen, de meerwaarde van het instrument niet erkennen. Tot slot kunnen ziekenhuizen zonder psychiatrische afdeling slechts beperkt beschikken over een liaison psychiatrische functie. Dat is de persoon die IPEO zou moeten afnemen.
Samen met de minister doet Katrien Schryvers een oproep naar deze 16 ziekenhuizen om te onderzoeken op welke manier ze IPEO toch in hun werking kunnen implementeren. “Het instrument is immers –vaak letterlijk- van levensbelang,” aldus Schryvers.