Meer dan de helft van de Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven innoveert
16-10-2013
Innovatie is een belangrijk fenomeen in de Vlaamse land- en tuinbouw. Dat blijkt uit een enquête die minister-president Peeters, tevens bevoegd voor Landbouw, liet uitvoeren bij de deelnemers aan het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN). Daaruit blijkt dat meer dan de helft van de bedrijven de voorbije jaren minstens één innoverende investering doorvoerde. De frequentie van de innovatie en de aard van de innovaties verschillen wel naargelang de bedrijfskenmerken.
Innovatie zit in de lift
Vijf jaar na een eerste enquête ondervroeg het Departement Landbouw en Visserij op initiatief van minister-president Peeters de Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven opnieuw over innovatie. Het begrip innovatie staat voor allerhande nieuwe producten, technieken, organisatievormen, manieren van vermarkten en andere vernieuwingen op bedrijfs- en ketenniveau.
Meer dan de helft van de bedrijfsleiders antwoordt positief op de vraag of er de voorbije 5 jaar vernieuwingen waren op het bedrijf. Dat is een aanzienlijke stijging ten opzichte van 2007. Het streven naar automatisatie, mechanisatie en machines past in een context van relatief beperkte arbeidsbeschikbaarheid. Verschillende infrastructuurverbeteringen zijn gekoppeld aan wettelijke verplichtingen, zoals groepshuisvesting in de zeugenhouderij. En verder wordt ook een streven naar het verbeteren en milieuvriendelijker maken van het productieproces vastgesteld.
Minister-president Peeters: “Innovatie binnen onze land- en tuinbouwbedrijven is van groot belang om nieuwe eisen met betrekking tot onder andere leefmilieu, hygiëne, dierwelzijn te behalen. Innovatie gaat bovendien ook hand in hand met het creëren van een duurzame landbouw.”
Motieven: hoger inkomen, arbeidsbesparing, kwaliteitsverbetering
De analyse toont aan dat bedrijfsleiders de innovaties niet zelf ontwikkelen, maar dat zij de vernieuwing slechts in een latere fase op het bedrijf implementeren. In veel gevallen zijn het de leveranciers van machines, infrastructuur, voeders, enz. die de innovatie ontwikkelen en vervolgens op de markt brengen. Zo’n manier van werken is in Vlaanderen zeer succesvol gebleken, maar daardoor is het eigenaarschap en de betrokkenheid in de ontwikkeling eerder beperkt voor de land- en tuinbouwers.
Uit de resultaten blijkt dat bedrijfsleiders vooral innoveren om een hoger inkomen te realiseren, arbeid te besparen en de kwaliteit te verbeteren. Daarbij werken ze steeds vaker samen, vooral met collega-landbouwers.
Sierteelt koploper
De tuinbouwsector heeft het grootste aandeel innovatieve bedrijven, met de sierteelt als absolute koploper. Gemengde en akkerbouwbedrijven innoveren het minst vaak, maar toch innoveert nog steeds 40% van die bedrijven.
Jonge, goed opgeleide bedrijfsleiders scoren het best
Bedrijfsleiders die innoveren, zijn gemiddeld jonger. Jongere bedrijfsleiders kennen ook vaker verschillende types innovatie. Hoe hoger het opleidingsniveau van de bedrijfsleider, hoe groter de kans op innovatie. Daarnaast blijkt ook dat bedrijven die uitgebaat worden door natuurlijke personen of via een eenpersoonsvennootschap beduidend minder vaak innoveren dan bedrijven die een formelere juridische structuur hebben. Ten slotte stellen we vast dat grotere bedrijven (in termen van standaard opbrengst en arbeidsbezetting) vaker innoveren.
Steunmaatregelen Vlaamse regering inzake innovatie in de landbouw
Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds wordt aanzien als een motor van vernieuwing, verduurzaming en innovatie in de landbouw- en agrvoedingssector. De VLIF-regelgeving wordt telkens gepast bijgestuurd om tegemoet te komen aan de investeringsnoden. Zoals bijvoorbeeld : het energievraagstuk op de intensieve glastuinbouw-, fruit- en veebedrijven, of investeringen die betrekking hebben op waterbeheer, hernieuwbare energie, en klimaatsverandering.
Via cursussen, stages en demonstratieprojecten wordt aan landbouwers de kans geboden om zich bij te scholen over een brede waaier van onderwerpen, gaande van bedrijfseconomische boekhouding en management, over landschapsbehoud en milieubescherming, tot ICT en innovatie-toepassingen op het bedrijf.
Bijna 7.000 landbouwers kregen daarenboven een diepgaand bedrijfsadvies (BAS), aangepast aan hun specifieke bedrijfskenmerken.
Ook in het nieuwe programma voor Plattelandsontwikkeling (PDPO III) dat momenteel in voorbereiding is, wordt innovatie in de land- en tuinbouw als één van de prioritaire zwaartepunten naar voren geschoven.
“Onderzoek en innovatie zijn zeer belangrijk voor een sector die zich steeds verder verduurzaamt. Door onze landbouwers hierin te ondersteunen, helpen we onze landbouwers om hun koppositie in Europa op het vlak van productiviteit en toegevoegde waarde te bestendigen en te verstevigen”, besluit minister-president Peeters.
Het rapport Innovatie in de land- en tuinbouw in Vlaanderen, dat als achtergronddocument fungeerde van het Landbouwrapport 2012, is beschikbaar op www.vlaanderen.be/landbouw/studies.