Mannen in het onderwijs? Enkel nog in jobs met status…
15-05-2013
Volgens de minister zijn binnen het onderwijs net als in de ruimere arbeidsmarkt de vrouwen oververtegenwoordigd bij de deeltijdse opdrachten. In de basisschool zijn 87% van de deeltijdse werknemers vrouwen, hun aandeel is daar nog groter dan de 85,8% die ze hebben in het totaal. In het gewone secundair onderwijs is de verhouding tussen mannen en vrouwen bij de deeltijdsen echter zo goed als identiek aan de verhouding bij de fulltimers.
Tewerkstelling in een deeltijdse functie is niet steeds een bewuste keuze, stelt de minister. Scholen hebben vaak geen volledige opdracht ter beschikking, en het is zeer goed mogelijk dat meer vrouwen dan mannen geneigd zijn om daar genoegen mee te nemen. Bij de studenten die beginnen aan een lerarenopleiding zijn de vrouwen al sterk oververtegenwoordigd, en ze hebben ook minder problemen om hun diploma te halen. Zowel vrouwelijke als voor mannelijke afgestudeerde leerkrachten kunnen tegenwoordig ook elders terecht dan in het onderwijs. Als de scholen enkel deeltijdse en tijdelijke jobs kunnen aanbieden, zullen vooral mannelijke afgestudeerden sneller werk zoeken buiten het onderwijs.
Er moet op zeer korte termijn hoe dan ook een beleid komen dat jonge leerkrachten aan de slag kan houden voor een heel schooljaar, vindt De Meyer. Zelfs los van de grote plannen voor scholenassociaties moet het mogelijk zijn om daar concrete verbeteringen te doen. Het groeiende genderonevenwicht toont aan dat de aantrekkelijkheid van het beroep achteruitgaat.
De status van een professor of een directeur is wel hoger dan die van een leerkracht. Het is dan ook niet eigenaardig dat het hoger onderwijs voor de verhouding mannen/vrouwen een totaal ander beeld geeft: aan de universiteiten zijn de mannen met 55% globaal wel nog in de meerderheid. Maar dat komt vooral door hun oververtegenwoordiging in de beroepen met de hoogste status: het professorenkorps bestaat voor 76,5% uit mannen, terwijl ze bij het “assisterend academisch personeel” in de minderheid zijn met 47%. Als je over het geheel van het onderwijs het bestuurspersoneel bekijkt, is van de voortsnellende vervrouwelijking weinig te merken. Enkel in de basisscholen en in de opleidingen verpleegkunde zijn de vrouwelijke directeurs in de meerderheid. In het secundair onderwijs, het hoger onderwijs en het deeltijds kunstonderwijs is de directeur meestal nog steeds een man. De schaalvergroting die minister Smet in het leerplichtonderwijs wil doorvoeren, zou het aandeel van de mannen op bestuursniveau zelfs nog kunnen doen toenemen, vreest de minister zelf, die verwijst naar de situatie in andere landen, bv het Verenigd Koninkrijk.
De bestaande “genderkloof” tussen het korps op de werkvloer en “het management” moet zeker niet verder toenemen. Er zijn geen wetenschappelijke aanwijzingen dat de kwaliteit van het onderwijs zou verminderen door een toename van vrouwelijke leraren, maar beroepsactieve mensen werken blijkbaar liefst in organisaties met een genderevenwicht.
Er bestaat sinds oktober vorig jaar een plechtige verklaring over gender en seksuele geaardheid dat gendermechanismen en stereotypen moet tegengaan, maar zonder een plan dat jonge leerkrachten een jaar werkzekerheid kan bieden, heeft dat weinig kans op effect, vindt De Meyer. Dan stevenen we dan af op een situatie waar mannen in het onderwijs enkel nog te vinden zijn in jobs met status. En dat geldt blijkbaar niet meer voor het lesgeven zelf, hoewel dat op school nog steeds het allerbelangrijkste is.