Levenslang leren in Vlaanderen mag beter scoren!
Het aandeel van de bevolking dat ook na de leerplicht deelneemt aan onderwijs of vorming (bij ons ongeveer 7%) ligt in Vlaanderen nog steeds lager dan het Europese gemiddelde, bevestigde minister Crevits van Onderwijs na een vraag hierover van Vlaams parlementslid Jos De Meyer. Uit vroegere studies werd afgeleid dat vooral Nederland en de Scandinavische landen goed scoren, en uit de meest recente Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND, 2015) blijkt dat Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk in 2014 de Europese doelstelling gehaald hebben om 15% van de bevolking te betrekken bij “levenslang leren”. Het Vlaamse “levenslang leren” bereikt dat doel voorlopig nog niet.
In het formele volwassenenonderwijs daalt het totale aantal cursisten, hoewel er een sterke toename is bij de inschrijvingen voor de basiseducatie en het onderwijs Nederlands tweede taal. Op vier jaar tijd (vergelijking tussen de cijfers van 2011 en 2015) noteert men daar een toename met 9,6%.
In het leerplichtonderwijs worden de middelen die de scholen krijgen rechtstreeks berekend op het aantal leerlingen. Een basisschool of secundaire school die groeit, kan meer leraren inzetten en krijgt ook meer geld voor leermiddelen. In het volwassenenonderwijs gebeurt dat niet vanzelf. Jaarlijks legt de Vlaamse Regering een groeinorm vast. De laatste jaren mocht het aantal leraarsuren en punten per Centrum voor Volwassenenonderwijs maximaal met 0.8% stijgen.
“Levenslang leren in Vlaanderen mag beter scoren,” concludeert De Meyer.