In de Kamer van volksvertegenwoordigers werd zonet unaniem een wetsvoorstel goedgekeurd dat zelfstandigen die door de coronacrisis hun activiteiten moeten stopzetten of beperken een vlottere toegang geeft tot een uitkering via het overbruggingsrecht. Met deze regeling dekt het overbruggingsrecht niet alleen de specifieke getroffen sectoren, maar ook elke onderbreking van beroepsactiviteit die minstens zeven kalenderdagen duurt. Deze nieuwe uitbreiding van het overbruggingsrecht zal voorlopig gelden voor de maanden maart en april. Het voorstel was een initiatief van minister van Werk Nathalie Muylle (CD&V) en minister van Zelfstandigen en KMO’s Denis Ducarme (MR). Kamerleden Nahima Lanjri en Leen Dierick (CD&V) ondersteunden het voorstel. “Uitzonderlijke situaties vereisen uitzonderlijke maatregelen. We moeten voldoende antwoord bieden op de economische problemen van mensen die hun beroep niet meer kunnen uitoefenen”, lichtte Nahima Lanjri in haar tussenkomst toe. “Daarbij mogen we geen enkel slachtoffer van de economische problemen over het hoofd zien. Zowel de direct als de indirect getroffenen moeten onze steun krijgen", vult Dierick aan.
Vele zelfstandigen worden zwaar getroffen door de corona-epidemie en de verplichte sluiting van bepaalde handels- en horecazaken die de regering oplegde. De regering treft nu maatregelen om deze ondernemingen te beschermen en financieel zuurstof te geven. De net goedgekeurde uitbreiding van het overbruggingsrecht past in dit kader.
Alle zelfstandigen in de sectoren die geïmpacteerd zijn door de maatregelen van het noodplan, komen met het voorstel in aanmerking voor het overbruggingsrecht in maart en april. Het gaat hier om horeca-, recreatie- en handelszaken die moeten sluiten. Het overbruggingsrecht komt neer op een sociale uitkering van 1.291,69 euro of 1.614,10 euro per maand met kinderlast. Zelfstandigen die deze uitkering genieten, behouden ook hun rechten in de ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Daarnaast wordt dit overbruggingsrecht ook uitgebreid naar zelfstandigen die hun activiteit onderbreken omwille van COVID-19 gedurende een minimumduur van zeven kalenderdagen. “Het gaat hier bijvoorbeeld om een zelfstandige die zelf in quarantaine zit of een ziek familielid heeft”, legt kamerlid Nahima Lanjri (CD&V) uit. “Ook zaken die onrechtstreeks getroffen worden door de maatregelen van het noodplan, zoals bijvoorbeeld een krantenwinkel of broodjeszaak in de buurt van een bedrijventerrein of scholen die gesloten zijn, kunnen hier aanspraak op maken als zij nauwelijks klanten over de vloer krijgen.”
Sinds maandag beantwoordt een call center van 80 lijnen in opdracht van het RSVZ vragen van zelfstandigen over hun sociale rechten of de steunmaatregelen van de federale regering.