Het realiseren van goede en veilige fietsinfrastructuur is belangrijker dan erover te communiceren. De minister kondigt regelmatig zeer hoge budgetten voor fietsinvesteringen aan, maar op het terrein is er te weinig merkbaar en leeft de vraag of die budgetten wel efficiënt worden ingezet. Voor Vlaams volksvertegenwoordiger Dirk de Kort is het antwoord duidelijk: “Wat mij betreft, hebben we de afgelopen legislatuur meer een minister van communicatie dan van realisatie gehad.”
De voorbije jaren heeft Dirk de Kort, samen met zijn collega’s, de bevoegde minister meermaals ondervraagd om duidelijkheid te krijgen over fietsinvesteringen. “Transparante antwoorden bleven uit,” zegt hij, “Enkel de plannen en het budgettaire engagement krijgen we onder ogen, maar we blijven in het ongewisse over de effectieve uitvoeringen. ‘Die informatie wordt niet standaard bijgehouden’ is het standaardantwoord dat we krijgen.
Dat is jammer want volksvertegenwoordigers horen hun parlementaire controlefunctie te kunnen uitoefenen. Realisaties zijn bovendien belangrijker dan vooropgestelde engagementen. De budgetten kunnen dan wel gestegen zijn, het is duidelijk dat er op het terrein wat schort.
Ook het Rekenhof uitte in haar rapport grote ontevredenheid. “Of de Vlaamse overheid de ambitie haalt om jaarlijks 80 tot 100 miljoen euro in fietspadinfrastructuur te investeren, kan niet uit de begroting afgeleid worden. Noch het departement MOW, noch AWV kon een overzicht bezorgen van de uitgaven voor fietspadinfrastructuur. Het departement rapporteert over de realisatie van fietspadinfrastructuur op grond van vastleggingsgegevens, niet van betaalgegevens. Daardoor zijn de realisaties overschat.”
Dat de minister heel wat minder kilometers fietspad aanlegde tegenover vorige legislatuur vindt hij onbelangrijk, want er zou meer geld uitgegeven zijn aan dure missing links (fietsbruggen en –tunnels). “Als we het lijstje met missing links en investeringen bekijken, zien we daar echter zaken tussen staan die nog niet gerealiseerd zijn, waar de werken nog niet gestart zijn, die al tijdens de vorige legislatuur verwezenlijkt werden of die geen fietsbruggen zijn,” zegt de Kort. “Van de 64 missing links die de minister communiceert, werden er de voorbije legislatuur slechts 24 daadwerkelijk gerealiseerd.”
“Als we de globale cijfers van fietsinvesteringen verder onder loep nemen, merken we bovendien dat het aandeel van de fiets te arbitrair en vaak al te hoog wordt ingeschat,” meent de Kort. “Onteigeningen worden steeds voor 100% toegerekend aan de fiets, 40% fietsaandeel voor de opmaak van archeologienota’s, 16% voor een studie rond carpoolen, 60% voor een rotonde,… En we kunnen zo nog even doorgaan. De minister vermeldt 138 miljoen euro, maar de cijfers over fietsinvesteringen zijn dus met meer dan een korrel zout te nemen. Fietsinvesteringen moeten aantoonbaar zijn, je kan niet zomaar een procentueel aandeel van een geheel nemen.”
“Omwille van het verkeersinfarct, zien we dat steeds meer mensen naar de fiets grijpen, ook in het kader van woon-werkverkeer. Dat is positief, maar wordt helaas ook weerspiegelt in de ongevallencijfers. Het aantal fietsongevallen neemt toe. Het is duidelijk dat onze fietsinfrastructuur niet is afgestemd op het stijgende aantal fietsers. Er moet meer ruimte worden gemaakt voor de fietser. We moeten dringend een versnelling hoger schakelen voordat deze fietsers terug in hun auto stappen,” besluit Dirk de Kort.