In dialoog over welzijn. Wouter Beke repliceert op lezersbrief
07-02-2013
Op 5 februari publiceerde De Standaard een lezersbrief van Peggy Meeussen gericht aan Wouter Beke naar aanleiding van zijn interview de dag ervoor over de christendemocratische ideologie.
Beste meneer Beke, Als moeder van een kind met een handicap, las ik met veel interesse uw aanval op 'een vooraanstaand filosoof' (Etienne Vermeersch, red. DS 1 februari) . U mag ons ook rekenen tot de gezinnen die zich dagelijks inzetten voor hun gehandicapt kind. Dank voor het respect dat u daarvoor heeft. Wij trachten alles te doen om onze dochter, met haar beperkte mogelijkheden, alle denkbare kansen te geven. Onze grote zorg is wat er met haar gebeurt als wij er niet meer zijn. Ik ben blij dat u weet heeft van vele vrijwilligers en dat u een goede ervaring had in 't Brugske. De realiteit is echter, meneer Beke, dat er duizenden ouders zijn die zich grote zorgen maken omdat er een zeer groot tekort is aan (goede) opvangplaatsen voor hun volwassen kinderen. Het klinkt mooi, maar ligt erg ver van de realiteit, als u mijn gehandicapte dochter een volwaardig deel van onze gemeenschap noemt. Ik weet niet wat haar te wachten staat als wij er niet meer zijn. Ik kan hopen dat ze goed verzorgd wordt, ik kan hopen dat we een woonvorm vinden waar ze zich goed voelt. Wat ik zeker weet is dat geen enkele hulpverlener haar zo graag zal zien als ik dat doe. Een kind moeten achterlaten dat niet de mogelijkheid heeft om een zelfstandig leven te leiden, is een verscheurend verdriet. Als mama van een gehandicapt kind kijk ik daarom heel bang naar de toekomst. Ik word niet woest van de uitspraken van de vooraanstaande filosoof, ik vrees zelfs dat hij mijn bezorgdheid veel beter begrijpt dan u dat doet.
Als vertegenwoordiger van de partij van de dialoog, was onze voorzitter meer dan bereidwillig om een reactie te schrijven op de bezorgdheden van mevrouw Meeussen. Je kan de brief hieronder lezen.
In De Standaard van 5 februari las ik met grote aandacht de brief van Peggy Meeussen aan mij gericht. Een brief van een moeder die zich zorgen maakt over de toekomst van haar kind, dat grijpt naar de keel. Een kind dat veel zorgen vraagt, want het heeft een handicap. Zorgen die de moeder tot op heden voor een groot stuk zelf opneemt. Er zijn weinig andere manieren om op eenzelfde indringende wijze aan te geven wat belangeloze en liefdevolle inzet voor de andere werkelijk is. Als mens en als politicus raakt het me, wanneer ze de vraag stelt die bij vele ouders met kinderen met een handicap op de lippen ligt: wat als ik er niet meer ben? Een zeer terechte vraag van een moeder met een engagement die een even geëngageerd maatschappelijk antwoord verdient.
De kwaliteit van een samenleving laat zich aflezen aan hetgeen ze doet voor de meest kwetsbaren in deze samenleving. Het is eigen aan christendemocraten om zich daarvoor in te zetten. Ik heb nooit anders geweten, met twee ouders die eigenhandig een voorziening voor personen met een handicap uit de grond hebben gestampt. En ik zie het ook in onze inzet voor het welzijnsbeleid in Vlaanderen, waarvoor nu al bijna 10 jaar een partijgenoot de verantwoordelijkheid draagt. Jaren die gekend staan voor het continue uitbreiden van inzet en middelen voor de meest kwetsbaren in onze samenleving, zoals personen met een handicap, psychiatrische patiënten, zorgbehoevende ouderen, kinderen in problematische opvoedingssituaties en mensen geconfronteerd met armoede. Als het van ons afhangt, blijven we dit ook in de toekomst doen. Ik denk ook aan het nieuwe beschermingsstatuut voor wilsonbekwame personen, dat er kwam op voorstel van Raf Terwingen. Ook hiermee gingen we in op een bezorgdheid die er bij vele ouders leeft, en gaven we de personen met een handicap die wilsonbekwaam zijn meer juridische zekerheid.
We moeten onszelf niet wijsmaken dat een overheid de liefde van een ouder kan vervangen. Het is wel aan diezelfde overheid om een garantie te bieden voor een waardig en kwaliteitsvol bestaan. Het Perspectiefplan 2020 dat wordt uitgewerkt door Jo Vandeurzen, wil die garantie geven. Met respect voor de vrije keuze van de persoon met een handicap zelf, of van de personen die hem of haar vertegenwoordigen, zal er op het moment dat het nodig is, voldoende zorg en ondersteuning zijn. En daar zetten we ook heel wat centen tegenover. Het beleid voor personen met een handicap ontsnapt niet alleen aan besparingen, het is bovendien een van de weinige waarvoor nog bijkomende middelen worden uitgetrokken. We blijven erover waken dat dit een prioriteit blijft binnen de Vlaamse regering.
Ik besef dat er meer nodig blijft. Alle zorgvragen krijgen nog niet het meest optimale antwoord. Het is echter een illusie te denken dat het enige antwoord ligt bij een overheid die meer middelen uittrekt. De noden blijven groeien, de vragen blijven toenemen. De actieve betrokkenheid van andere mensen uit de samenleving, zowel vrijwillig als professioneel, zullen nodig zijn en blijven om iedere persoon met een handicap een kwaliteitsvol leven te geven. Overheid en persoonlijke inzet, ze hoeven elkaar niet uit te sluiten, ze hoeven niet met elkaar in concurrentiestrijd, nee, ze moeten elkaar versterken. Dat is de les die ik meeneem van de inzet van mijn ouders.
Wouter Beke, voorzitter CD&V
Lees ook het ideologisch interview dat verscheen in De Standaard. http://www.wouterbeke.be/ideologie