Hilde Crevits start twee proefprojecten rond leerlingenvervoer
12-04-2017
Thema's: Onderwijs, Mobiliteit
In de regio’s Leuven en Roeselare-Hooglede-Izegem-Ingelmunster zijn twee proefprojecten gestart voor het vervoer van leerlingen van het buitengewoon onderwijs. De proefprojecten ambiëren een aanbod van vervoer die het best past bij de zorgvragen en de zorgnoden van de leerling. Het doel is lange busritten te vermijden en alternatieve vervoersmogelijkheden te promoten. Uitgangspunt is dat het vervoer niet meer centraal vanuit Brussel wordt gepland, maar via lokaal overleg. De proefprojecten zijn het initiatief van Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits en Vlaams minister van Mobiliteit Ben Weyts.
Tijd voor vernieuwing
In het buitengewoon onderwijs in Vlaanderen wordt in leerlingenvervoer voorzien voor elke leerling die de dichtstbijzijnde school met het gepaste type en opleidingsaanbod van het net van eigen keuze bezoekt. Het regelgevende kader van dit systeem dateert van 1970 en is aan vernieuwing toe.
De Vlaamse ministers van Onderwijs en Mobiliteit Hilde Crevits en Ben Weyts hebben op basis van wetenschappelijk onderzoek een nieuwe concept leerlingenvervoer uitgewerkt. Kinderen zitten vaak nog te lang op de bus in niet altijd comfortabele omstandigheden. Daar willen beide ministers een antwoord op bieden. Het is de bedoeling om de busrittijden op termijn korter te maken en het vervoer meer aangepast aan de leerlingen. Enkele belangrijke principes zijn decentralisatie, multimodaal vervoer, lokale organisatie en uitbouw van buitenschoolse opvang.
Twee proefprojecten in regio’s Leuven en Roeselare
De proefgebieden Leuven en Roeselare-Hooglede-Izegem-Ingelmunster zijn gestart met een proefproject. Dat is gebeurd naar aanleiding van de inschrijvingen voor het nieuwe schooljaar 2017-2018. In de proefgebieden wordt lokaal bepaald welke leerlingen recht hebben op vervoer naar welke school en op welke manier. De zorg, de vervoersnood en de thuiscontext zijn bepalend voor de keuze van het vervoer. Het lokale niveau krijgt dus meer autonomie om voor elke leerling het best mogelijke vervoer te organiseren. Het zoeken naar de juiste keuze en de beste verplaatsingsmogelijkheid gebeurt in overleg tussen de ouders, het Centrum voor Leerlingenbegeleiding en de school. De leerlingen die in het verleden al het recht op vervoer verworven hebben, behouden dat.
Naast de bus van De Lijn kan het gaan om carpoolen, zelfstandig of begeleid fietsen enz. Waar nodig blijft het collectief vervoer behouden. Ook de digitale wereld valt niet meer weg te denken. Er bestaan app’s die de zelfstandigheid van de leerling bevorderen bij het nemen van het reguliere openbaar vervoer. Daarenboven kan de opvang binnen een aantal scholen voor buitengewoon onderwijs een alternatief bieden. Opvang binnen de eigen school heeft het voordeel dat de leerling in zijn of haar vertrouwde omgeving aangepast aan zijn of haar zorgnood zich kan ontspannen.
Alle scholen buitengewoon onderwijs binnen de afgebakende proefregio’s zijn bereid gevonden om mee te stappen in het proefproject. In Leuven neemt de ziekenhuisschool Gasthuisberg niet deel omdat deze school voor haar type 5-leerlingen geen beroep doet op leerlingenvervoer.
Minister van Onderwijs Hilde Crevits: “Met de twee proefprojecten geven we lokale besturen en het personeel van de scholen en de CLB’s vertrouwen om samen met de ouders te beslissen over het vervoer van leerlingen van thuis naar de school buitengewoon onderwijs. Dat moet veilig en comfortabel gebeuren. Doel is om urenlange busritten te vermijden en de zelfredzaamheid van leerlingen te versterken. Het belang van de leerling staat centraal. Voor jongeren die er echt nood aan hebben, blijft collectief busvervoer wel bestaan, maar als ook zij sneller op school zijn, is dat in ieders voordeel.”
Minister van Mobiliteit Ben Weyts: “Er zijn kinderen die elke dag tot 3 uur lang op de bus zitten van en naar school. Terwijl deze kinderen al extra zorg nodig hebben. Dat moet veranderen. We geven meer vertrouwen aan de mensen op het terrein: scholen, ouders, lokale besturen, CLB’s. Zij kennen de noden van de kinderen en de mogelijkheden op het terrein het beste. Dit ligt in het verlengde van de evolutie naar basisbereikbaarheid, waar we ook meer vertrouwen gaan geven aan lokale besturen met terreinkennis.”
De proefprojecten zijn belangrijk om ervaring op te doen. Waar nodig zal er worden bijgestuurd. Op basis van de resultaten zal er worden gekeken of deze manier van werken voor heel Vlaanderen kan worden uitgerold.