Minister van armoedebestrijding en personen met een handicap Nathalie Muylle wil dat de volgende regering zich als doel stelt om het armoederisico bij personen met een handicap te verlagen tot minstens het algemene niveau.
Nathalie Muylle: “Personen met een handicap lopen momenteel een aanzienlijk hoger risico op armoede dan andere mensen. Gewoon maar het feit dat je een handicap hebt, verdubbelt de kans dat je in armoede belandt. We moeten het effect van de handicap wegwerken."
Muylle vindt dat er momenteel te veel drempels zijn die mensen met een handicap tegenhouden om te participeren aan de samenleving: "Slechts 15 procent van de mensen met een langdurige arbeidsongeschiktheid werkt. Wie als persoon met een handicap wil werken, dreigt vaak zijn uitkering te verliezen, terwijl de kosten die een handicap met zich meebrengt uiteraard niet verdwijnen door te werken. We moeten het systeem aanpassen en zorgen dat wie meer werkt, daar altijd ook meer loon aan overhoudt. Verder moeten we uitkeringen optrekken en rechten zoveel mogelijk automatisch toekennen.”
Het risico op armoede ligt bij mensen met aan handicap aanzienlijk hoger dan bij de gehele bevolking. 30,5 procent van de mensen met een handicap loopt risico op armoede of sociale uitsluiting, tegenover 15,3 procent van de mensen zonder handicap. Het risico bij mensen met een handicap nam de laatste jaren wat af, maar ligt nog steeds licht hoger dan het Europees gemiddelde (28,7 procent).
De afgelopen weken had minister Muylle verschillende contacten met organisaties van personen met een handicap, waaronder de Nationale Hoge Raad Personen met een Handicap en GRIP vzw. Ze had ook verschillende gesprekken met personen met een handicap en luisterde naar de getuigenis van docente Lies Vanpeperstraete, die uit noodzaak enkele weken per jaar onbetaald werkt om haar uitkering niet te verliezen.
Minister Muylle wil dat het armoederisico bij personen met een handicap in de volgende legislatuur minstens wordt teruggebracht tot dat van de algemene bevolking. Ze doet een aantal voorstellen om het armoederisico bij personen met een handicap te verlagen:
- Verhogen van de basisuitkering door de inkomensvervangende uitkering op te trekken tot de armoededrempel. Voor de inkomensvervangende tegemoetkoming betekent dat een bijkomend budget van 400 miljoen euro.
- De kosten verbonden aan het leven met een handicap neutraliseren: een handicap brengt extra kosten met zich mee op vlak van onder meer gezondheidszorg, mobiliteit en energie. Die kosten liggen relatief hoog in België en we moeten ze maximaal neutraliseren zodat mensen met een handicap gelijk aan de start komen. Veel van de hefbomen daarvoor liggen bij de deelstaten, denk aan de kosten voor aangepaste huisvesting. Op federaal niveau is er de integratietegemoetkoming die een algemene aanvulling is op basis van de graad van handicap. Samenwerken om deze kosten te drukken en betaalbaar te houden is dus de boodschap.
- Daarnaast moeten rechten zoveel mogelijk automatisch toegekend worden. Maar liefst tien procent van de gezinnen met een kind met een handicap, neemt bijvoorbeeld de verhoogde kinderbijslag niet op. Het vergt een verdere investering in het versnellen en verbeteren van de administratieve en medische aanvraagprocedures. Recent werd al werk gemaakt van een snellere administratieve en medische afhandeling van de dossiers bij de DG Handicap en de voorbereidingen zijn gestart voor een verbeterd informaticasysteem.
- Deelname aan arbeidsmarkt en maatschappelijk leven bevorderen: Slechts 15 procent van de mensen met een langdurige arbeidsongeschiktheid werkt, bij personen met een handicap in de sociale bijstand is dat nog veel minder. Wie kan werken, moet daar de kans toe krijgen. Er bestaan op dit moment grote inactiviteitsvallen, vooral dan bij de inkomensvervangende tegemoetkoming. Meer werken leidt enkel bij een kleine deeltijdse job tot meer inkomen. Bijkomende uren resulteren in een reductie van de uitkering ten belope van het extra verdiende loon. Ook de inactiviteitsvallen bij partners (die maar tot een bepaald bedrag mogen verdienen voor de uitkering van de partner vermindert of wegvalt) zijn een belangrijk probleem. Het principe moet zijn dat meer werken altijd moet leiden tot meer loon. We kunnen dat realiseren door een gelijkaardig systeem in te voeren als bij de arbeidsongeschiktheid, waar de eerste 20 procent activiteit (dus de eerste gewerkte dag per week) steeds volledig bovenop de uitkering komen. Ieder bijkomend gewerkt uur, zorgt dan voor een bijkomend inkomen. Verder moet de keuze van samenlevingsvorm kunnen gebeuren in functie van de relatie die bestaat tussen partners, in plaats van op basis van de uitkeringsregels.
Minister Muylle wil de aandacht voor de problematiek vergroten en de volgende regering aanmoedigen om een belangrijke stap voorwaarts te zetten.